Lastige werkwoordsvormen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Wat gaan we doen?

- Lezen

- Korte herhaling ontleden

- Taalverzorging - lastige werkwoordsvormen

- Samen oefenen

- Afsluiten

Lesdoel: Je kan lastige werkwoorden die beginnen met be-,     

                    ge-, ver-, ont-, her- of over- goed spellen (tt,vt en vd) .

 

LEZEN

ONTLEDEN 

Wat doe je eerst?

en daarna???

ONTLEDEN - eerst de pv

Mevrouw Hovinga / geeft /  een boek / aan Jip.

Onderwerp:                          WIE + persoonsvorm

lijdend voorwerp:               WAT geeft mevrouw Hovinga? 

Meewerkend voorwerp:  AAN WIE geeft mevrouw Hovinga een boek?

ZOEK ALTIJD EERST DE PERSOONSVORM

zinsdelen

't ex kofschip

- Waarom gebruikt je dit bij het spellen van een werkwoord?

- Hoe doe je dat dan?

Woordsoorten en verwijswoorden

- werkwoord                                                        - die/deze
- lidwoord                                                             - dit/dat
- zelfstandig naamwoord
- bijvoeglijk naamwoord
- voorzetsel

Woordsoorten en verwijswoorden

- werkwoord       (doe woord)                       - die/deze
- lidwoord            (de, het, een)                     - dit/dat
- zelfstandig nw.        (mens/ding/dier, kan een lidwoord voor)
- bijvoeglijk naamwoord    (zegt iets over het zelfstandig nw)
- voorzetsel         (in, op, van, bij, naast, tegen, boven, achter...)

Samengestelde zinnen

enkelvoudige zin                     => .......................

twee enkelvoudige zinnen  =>  .......................        ..........................

samengestelde zin                 =>  .........................    ............................

voegwoord

signaalwoord

Werkwoord vervoegingen

LOPEN                            RADEN

Ik loop                            Ik raad

hij loopt                         hij raadt

wij lopen                       wij raden

Werkwoordsvormen - welke zijn er?

(hw)      LOPEN

(tt)         Ik  .............  naar de bakker om een broodje te halen.

(vt)        Hij  .............  naar de bakker om een broodje te halen.

(vd)       Zij is naar de bakker ............... om een broodje te halen.

(od)       Al  ...............  at jij je broodje van de bakker op.

Je kunt alleen een werkwoordsvorm op -dt tegenkomen in de tegenwoordige tijd!

1. Waar!
2. Niet waar!

Wat is HOUDT voor werkwoordsvorm?
Hij houdt van snoep.

1. persoonsvorm
2. heel werkwoord
3. voltooid deelwoord
4. onvoltooid deelwoord

Hij heeft dit jaar nog geen les (verzuimen).

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?

1. verzuimt
2. verzuimen
3. verzuimd
4. verzuim

Wat is WAS voor werkwoordsvorm?
Zij was naar huis gegaan?

1. persoonsvorm tegenwoordige tijd
2. persoonsvorm verleden tijd
3. voltooid deelwoord
4. heel werkwoord

Wat is GEGAAN voor werkwoordsvorm?
Zij was naar huis gegaan?

1. persoonsvorm tegenwoordige tijd
2. persoonsvorm verleden tijd
3. voltooid deelwoord
4. heel werkwoord

Wat is ZIJN voor werkwoordsvorm?
Wij zijn fluisterend gestart met werk.

1. persoonsvorm
2. heel werkwoord
3. voltooid deelwoord
4. onvoltooid deelwoord

Wat is GESTART voor werkwoordsvorm?
Wij zijn fluisterend gestart met werk.

1. persoonsvorm
2. heel werkwoord
3. voltooid deelwoord
4. onvoltooid deelwoord

Wat is KWAM voor werkwoordsvorm?
Mijn vader kwam naar mijn wedstrijd kijken.

1. persoonsvorm tegenwoordige tijd
2. persoonsvorm verleden tijd
3. voltooid deelwoord
4. heel werkwoord

Wat is KIJKEN voor werkwoordsvorm?
Mijn vader kwam naar mijn wedstrijd kijken.

1. persoonsvorm tegenwoordige tijd
2. persoonsvorm verleden tijd
3. voltooid deelwoord
4. heel werkwoord

Wat is voor LEREN werkwoordsvorm?
Zij moeten voor de toetsweek nog heel veel leren.

1. persoonsvorm
2. heel werkwoord
3. voltooid deelwoord
4. onvoltooid deelwoord

                maken - huiswerk

LASTIGE WERKWOORDSVORMEN  BLZ 110

Opdracht 1 t/m 4

VERVOLG OP BLZ. 160

Opdracht 1 t/m 3

alleen of samen, maar zachtjes.

blz. 110

blz. 160

Evaluatie

• Wat heb je geleerd deze les?
• Wat ging er goed?
• Wat kan beter?