Hiernaast is een deel van de longen weergegeven. Welke letter is een longblaasje?
A
P
B
Q
C
R
D
Geen van deze letters
Slide 24 - Quiz
Neusademhaling is beter dan mondademhaling omdat de lucht verwarmd wordt. Wat is nog een reden dat het gezonder is?
A
De lucht wordt gekeurd
B
De lucht wordt vochtig gemaakt
C
De lucht wordt gezuiverd
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 25 - Quiz
Het slijmvlies wat de stofdeeltjes en ziekteverwekkers vangt zitten in de volgende organen.
A
neus, luchtpijp en bronchie
B
neus, mond, luchtpijp en bronchie
C
neus, bronchie en longblaasje
D
mond, luchtpijp, bronchie en longblaasje
Slide 26 - Quiz
Wat is de functie van de trilharen van het slijmvlies in de luchtwegen?
A
Het opvangen van stofdeeltjes.
B
Het staat mooier bij je uiterlijk.
C
Het vervoeren van slijm naar de keelholte.
D
Het verwarmen van de binnenstromende lucht.
Slide 27 - Quiz
Welke onderdelen van je ademhalingsstelsel bevatten slijmvlies?
A
Nummer 1 en 5
B
Nummer 1, 5 en 7
C
Nummer 1, 3 en 5
D
Nummer 1, 5, 7 en 8
Slide 28 - Quiz
Welk type cel in je slijmvlies verplaatst het slijm naar de keelholte?
A
Slijm-producerende cel
B
Trilhaarcel
Slide 29 - Quiz
Bronchitis is 'n ziekte v/h slijmvlies dat de binnenkant van de luchtwegen bedekt. Er wordt dan veel slijm gemaakt. Iemand met bronchitis raakt dit slijm moeilijk kwijt. Welk gevolg voor de opname van zuurstof heeft te veel slijm in de luchtwegen?
A
Iemand kan dan beter zuurstof opnemen.
B
Iemand kan dan slechter zuurstof opnemen.
C
Dit heeft geen invloed op de zuurstofopname.
D
Dit heeft alleen invloed op de CO2 opname.
Slide 30 - Quiz
Wat gebeurt er bij hoesten?
A
Buikspier trekt samen
Middenrif omlaag
B
Buikspier trekt samen
Middenrif omhoog
C
Buikspier ontspant
Middenrif omlaag
D
Buikspier ontspant
Middenrif omhoog
Slide 31 - Quiz
Wat is de functie van de slijmlaag in de neusholte, luchtpijp en bronchiën?
A
Het slijm verzacht de keel
B
Het slijm vangt stofdeeltjes en bacteriën op
C
Het slijm maakt het hoesten makkelijker
Slide 32 - Quiz
Astma
COPD
Long-emfyseem
Chronische bronchitis
Gezonde luchtwegen
Gezonde longblaasjes
Gezonde luchtwegen
Slide 33 - Question de remorquage
De bronchiën worden smaller; plotselinge benauwdheid bij prikkeling van de luchtwegen
blijvende ontsteking van de bronchiën waardoor ademhalen moeilijker gaat
beschadiging van de longblaasjes waardoor minder zuurstof wordt opgenomen in het bloed
allergie voor stuifmeel (pollen)
chronische bronchitis en longemfyseem
astma
chronische bronchitis
longemfyseem
hooikoorts
COPD
Slide 34 - Question de remorquage
Wat gebeurt er als iemand een astma-aanval krijgt?
A
de spiertjes van de luchtwegen trekken samen
B
de spiertjes van de luchtwegen ontspannen
C
de luchtpijp raakt verstopt
D
De longblaasjes raken verstopt
Slide 35 - Quiz
Wordt door roken astma veroorzaakt? En COPD?
A
Alleen Astma
B
Alleen COPD
C
Beide
D
Geen van Beide
Slide 36 - Quiz
Twee ziekten van het ademhalingsstelsel zijn astma en COPD. Bij welke van deze ziekten heeft een patiënt vaak last van benauwdheid?
A
alleen bij astma
B
alleen bij COPD
C
bij astma en bij COPD
D
bij geen van beiden ziekten
Slide 37 - Quiz
Welke stof in tabaksrook zorgt de zogenaamde rokershoest?
A
Teer
B
Nicotine
C
Koolmonoxide
D
Alle stoffen zorgen hiervoor
Slide 38 - Quiz
Welke stof in sigarettenrook zorgt dat de trilharen beschadigen?
A
koolstofmono-oxide
B
teer
C
nicotine
Slide 39 - Quiz
Een stofje in sigaretten gaat in je bloed op de plaats van het zuurstof zitten. Welk stofje is dat?
A
Teer
B
Koolmonoxide
C
Nicotine
Slide 40 - Quiz
Welke stof in sigarettenrook zorgt dat spiertjes rond de bloedvaten samentrekken?
A
koolstofmono-oxide
B
teer
C
nicotine
Slide 41 - Quiz
Heeft nicotine een verslavende werking?
A
ja
B
nee
Slide 42 - Quiz
Wat is het "intern milieu" van het lichaam? ?
A
bloedplasma en weefselvloeistof
B
bloedplasma
C
bloed en weefselvloeistof
D
weefselvloeistof
Slide 43 - Quiz
Dunne Darm
Lever
Leverslagader
Leverader
Dikke Darm
Poortader
Slide 44 - Question de remorquage
Drie bloedvaten zijn de leverader, de lever slagader en de poortader. Waar is het bloed zuurstofrijk?
A
Alleen de leverslagader
B
In de leverader en in de poortader
C
In de leverslagader en in de poortader
Slide 45 - Quiz
Wat doen nieren?
A
Ze nemen koolstofdioxide op en maken hier zuurstof van.
B
Ze maken nieuwe bloedcellen aan en verwijderen versleten bloedcellen
C
Ze filteren bloed en verwijderen afvalstoffen (urine).
D
Ze helpen mee aan de vertering van moeilijke oplosbare stoffen zoals vetten
Slide 46 - Quiz
wat is géén functie van de lever
A
gal maken
B
witte bloedcellen aanmaken
C
gifstoffen uit het bloed halen
D
afvalstoffen uit het bloed halen
Slide 47 - Quiz
Nierschors
Nierbekken
Nierbekken
Nierader
Nierslagader
Slide 48 - Question de remorquage
Blaas
Urineleider
Nier
Nierslagader
Nierader
Urinebuis
Slide 49 - Question de remorquage
De buitenste laag van de nier wordt ...................................... van de nier genoemd