Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 15 min
Éléments de cette leçon
Welke aanwijzende vnw ken je in het Frans?
Slide 1 - Question ouverte
Wat komt er altijd achter?
Slide 2 - Question ouverte
Pronom démonstratif
M Ce ce garçon
M kl/st h Cet cet hôtel
V Cette cette fille/ cette école
MV Ces ces garçons, ces hôtels, ces filles
Slide 3 - Diapositive
Kun je een aanwijzend vnw ook zelfstandig gebruiken? ja/nee?
Slide 4 - Question ouverte
Aanw vnw zónder znw:
M celui
V celle
M-Mv ceux
V-Mv celles
Slide 5 - Diapositive
Op de vraag: Tu prends quelle glace? Kun je in het Frans ook gewoon antwoorden met: celle!
A
Ja
B
Nee
Slide 6 - Quiz
In het Frans zet je er wat achter. bijv: deze hier, deze daar. Als je weet dat je in het Frans 'hier' met 'ci' en 'daar' met 'là' kunt aanduiden, hoe zeg je dan : deze hier? die daar?
Slide 7 - Question ouverte
Bedenk nog eens wat aanvullingen? bijv. die van mijn broer.
Slide 8 - Carte mentale
Hoe antwoord je dan in het Frans op de vraag: Tu achètes quels pulls? "Die linkse"
A
ceux à gauche
B
celles à gauche
C
ceux-gauche
D
celles-gauche
Slide 9 - Quiz
OF: WELKE KAMER VIND JIJ HET LEUKST? 'DIE VAN MIJN BROER'
A
Celle-mon frère
B
Celle de mon frère
C
Celui-mon frère
D
Celui de mon frère
Slide 10 - Quiz
Geef nu in het Frans antwoord op de vraag: Welke mensen nodig je uit? 'Degenen die blond zijn'.