oefenvragen

Oefenvragen 

Op de volgende slides staan 15 oefenvragen. 

Let op! Om goed voorbereid te zijn op het tentamen zal je alle leerstof goed door moeten nemen (zie ITS). Meer oefenvragen vind je achter ieder hoofdstuk uit het boek Basiskennis taalonderwijs van Huizinga en Robbe (2020).

Bij welk woord is er sprake van het fonologisch principe?

1. verhaal
2. haastig
3. waaien
4. ontslag

Bij welk woord is er sprake van het morfologisch principe?

1. loodgieter
2. aaien
3. leven
4. rouleren

Welk woord is geschreven volgens het syllabisch principe?

1. baksteen
2. later
3. voetbal
4. worden

Welke strategie passen leerlingen toe als ze woorden als 'paard' 'hand' en 'hond' leren spellen?

1. analogiestrategie
2. fonologiestrategie
3. regelstrategie
4. woordbeeldstrategie

Welke woorden worden geschreven volgens de regel van overeenkomst?

1. 'bakker' en 'lopen'
2. 'trap' en 'stoel'
3. 'lengte' en 'breedte'
4. 'stoep' en 'voetpad'

Lotte luistert voor het maken van een werkstuk naar een podcast over schaatsen. Ze wil weten wanneer Yvonne van Gennip goud won op de Olympische spelen. Welke luisterstrategie gebruikt Lotte?

1. globaal luisteren
2. intensief luisteren
3. kritisch luisteren
4. gericht luisteren

In welke situatie is er sprake van een interferentiefout?

1. Een kind van twee jaar vraagt aan haar moeder: 'Mama spelen.'
2. Een kind van drie jaar vraagt aan haar moeder: 'Mama bij jou blijven?'
3. Een kind van vijf jaar zegt: 'Paard houdt niet van hooi'
4. Een kind van zeven jaar zegt: 'Ik heb het gisteren teruggebrengt'

Fieke zegt tegen haar vader: oto boom. In welke fase van de taalverwerving zit zij?

1. differentiatiefase
2. prelinguale periode
3. vroeglinguale periode
4. voltooiingsfase

Welke uitspraak over denkend schrijven is onjuist?

1. denkend schrijven past bij ervaren schrijvers
2. denkend schrijven past een schrijver vooral toe bij een ingewikkeld onderwerp
3. je moet voor denken schrijven kunnen analyseren
4. je schrijft meteen een definitieve versie

Het maken van een woordweb over het onderwerp van een tekst past goed bij de:

1. revisiefase
2. schrijffase
3. fase van het verzamelen en ordenen van de inhoud
4. de fase van het bepalen van het doel

Welke leesstrategie wordt toegepast bij het lezen van: De bal rolt in het …
Een heel jong schaap is een …

1. elementaire leeshandeling
2. context
3. visuele woordvorm
4. morfologische analyse

Welke leesstrategie oefenen de kinderen met het wisselrijtje: leef - geef - beef?

1. elementaire leeshandeling
2. klankclusters
3. spellingpatronen
4. morfologische analyse

Een leerkracht geeft een les begrijpend lezen. Hij leest de tekst hardop en doet hardop zijn denkstappen voor. Dit is een voorbeeld van:

1. modeling
2. gerichte instructie
3. interactieve instructie
4. samen lezen

“Ik pak een koekje”, zegt Koen. Moeder reageert: “Dat zeggen we zo niet. Je bedoelt: Mag ik een koekje?”

Op welk niveau van taal heeft de reactie van de moeder van Koen betrekking?

1. fonologie
2. pragmatiek
3. semantiek
4. syntaxis