Thema 1, week 2 Les 6 ch of cht

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
SpellingBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Welke woorden met ch of cht ken jij?

Slide 2 - Question ouverte

lesdoel
Ik kan woorden met -ch en -cht correct spellen

Slide 3 - Diapositive

ik lag of ik lach

Slide 4 - Diapositive

lk lig of ik lich

Slide 5 - Diapositive

Ik hoor gt
Ik schrijf cht

Slide 6 - Diapositive

Tip van de dag
Als je na een korte klank een g hoort, schrijf je bijna altijd ch. Behalve  bij de uitzonderingen:
ligt, legt, zegt 

Voorbeelden: recht, acht, bocht, zicht


Slide 7 - Diapositive

nachtegaal
Je hoort gt met een g, je schrijft cht met ch

na een korte klank met een gt  schrijf je cht
echt - acht - ucht  - icht

Slide 8 - Diapositive

goochelaar
De meeste woorden met de klank g schrijf je als g
Enkele woorden schrijf je met ch
Die leer je uit je hoofd

Slide 9 - Diapositive

acht - echt - icht - ucht -ocht
werkwoorden niet
liggen --> ligt 
leggen --> legt

Slide 10 - Diapositive

Kies de juiste spelling
"zonli...t"
A
g
B
gg
C
ch

Slide 11 - Quiz

Wat moet op de puntjes?
nieuws...ierig
A
ies
B
isch
C
ch
D
g

Slide 12 - Quiz

Welk woord is correct gespeld?
A
belachelijk
B
belagelijk
C
belaggelijk

Slide 13 - Quiz

Welk woord is correct gespeld?
A
regen
B
rechen

Slide 14 - Quiz

Welk woord is correct gespeld?
A
houtkagel
B
houtkachel
C
houtkaggel

Slide 15 - Quiz

Welk woord is correct gespeld?
A
bergachtig
B
berchagtig
C
bergagtich
D
berchagtig

Slide 16 - Quiz

Welk woord is correct gespeld?
A
tregter
B
trechter

Slide 17 - Quiz

Welk woord is correct gespeld?
A
autopech
B
autopeg

Slide 18 - Quiz

Welk woord is correct gespeld?
A
giegelen
B
giechelen

Slide 19 - Quiz

Aan het werk
Blok 4, week 4, toets 10

Succes!

Slide 20 - Diapositive