Woordsoorten

DOEL

- je weet wat taalkundig ontleden is

 - je kunt woorden indelen in  de woordsoorten:






lidwoorden

zelfstandige naamwoorden

werkwoorden

bijvoeglijke naamwoorden

voorzetsels

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

DOEL

- je weet wat taalkundig ontleden is

 - je kunt woorden indelen in  de woordsoorten:






lidwoorden

zelfstandige naamwoorden

werkwoorden

bijvoeglijke naamwoorden

voorzetsels

Slide 1 - Diapositive

WAT IS ONTLEDEN?

Ontleden betekent dat je iets in logische stukjes verdeelt

en daarna aan ieder stukje een naam geeft.

In een les biologie leer je bijvoorbeeld dieren ontleden

(kop, lijf, poten, staart).

In een les Nederlands leer je zinnen ontleden.


Een zin kan je op twee manieren ontleden.

Slide 2 - Diapositive

1. Redekundig ontleden

Hierbij verdeel je de zin in zinsdelen.

Zinsdelen zijn groepjes woorden in de zin die bij elkaar horen. Vervolgens geef je die zinsdelen een naam. 


Namen van zinsdelen zijn bijvoorbeeld persoonsvorm, onderwerp en gezegde.

Slide 3 - Diapositive

2. Taalkundig ontleden

Hierbij bepaal je voor elk woord tot

welke woordsoort het behoort.



Namen van woordsoorten zijn bijvoorbeeld lidwoord, werkwoord en zelfstandig naamwoord.

Slide 4 - Diapositive

Wat hoort bij taalkundig ontleden?
A
Onderwerp
B
Zelfstandig naamwoord
C
Werkwoordelijk gezegde
D
Persoonsvorm

Slide 5 - Quiz

Wat hoort bij taalkundig ontleden?
A
Zinsdelen
B
Onderwerp
C
Voorzetsel
D
Werkwoordelijk gezegde

Slide 6 - Quiz

WERKWOORD

- werkwoorden = doe-woorden

- zegt wat iets of iemand doet of overkomt

- kan vervoegd worden (kan verschillende vormen hebben)




Slide 7 - Diapositive

STERKE

werkwoorden


hebben de KRACHT om in de verleden tijd van klank te veranderen


ik koop - ik kocht

zij kruipen - zij kropen

Slide 8 - Diapositive

ZWAKKE

werkwoorden


de klank blijft in de verleden tijd hetzelfde


ik verf - ik verfde

hij fietst - hij fietste

Slide 9 - Diapositive

LIDWOORD

Er zijn drie lidwoorden:

- de

- het ('t)

- een ('n)

Bepaalde en onbepaalde lidwoorden

De en het zijn bepaalde lidwoorden.

Een is een onbepaald lidwoord.

Slide 10 - Diapositive

ZELFSTANDIG NAAMWOORD

Woorden voor:



mensen

dieren

planten/natuurverschijnselen

dingen/gevoel

(eigen) namen

Slide 11 - Diapositive

ZELFSTANDIG NAAMWOORD




Mensen
docent, meisje, secretaresse, voetballer, bouwvakker, schoonheidsspecialist, bakker...
Dieren
Ezel, lieveheersbeestje, slang, tor, hond, muis, oxelot...
Planten/natuurverschijnselen
Zonnebloem, orkaan, regenbui, zonneschijn, eik, beukenboom...
Dingen/gevoel
Tafel, schrift, fiets, kaasschaaf, geluk, liefde, haat, honger...
(Eigen) namen
Robin, Karel, Mees, Praxis, Amsterdam, Eiffeltoren, Jansen...

Slide 12 - Diapositive

ZELFSTANDIG NAAMWOORD





- heeft meestal een enkelvoud en een meervoud

(vriend - vrienden)

- kan vaak klein of groot gemaakt worden

(taart - taartje)

- staat vaak met een lidwoord geschreven

(de klas, een boek, het paard)

Slide 13 - Diapositive

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- vertelt meer over een zelfstandig naamwoord


- het spannende boek

- een spannend boek

- het boek is spannend

Slide 14 - Diapositive

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- staat meestal in de buurt van een zn


- heeft een korte en een lange vorm


- kent de trappen van vergelijking




de groene appel - de appel is groen - de groene
sterk - sterke  /  zwart - zwarte
gaaf - gaver - gaafst

Slide 15 - Diapositive

STOFFELIJK

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD


- het gouden horloge

- een papieren tas

de zijden bloemen

- de houten tafel


Slide 16 - Diapositive

Wie heeft de code van Showbie al gekregen?
___________
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel

Slide 17 - Quiz

Wie heeft de code van Showbie al gekregen?
_______
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel

Slide 18 - Quiz

Wie heeft de code van Showbie al gekregen?
____
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel

Slide 19 - Quiz

Wie heeft de code van Showbie al gekregen?
____
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel

Slide 20 - Quiz

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 21 - Quiz

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
______________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 22 - Quiz

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
_______
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 23 - Quiz

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
___________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 24 - Quiz

Zelfstandig werken
Maak de volgende opdrachten:
1 t/m 5 op blz. 140-141

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive