6e examentraining 2F 2.1 In de praktijk: Informatieve teksten

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Centraal examen Lezen & Luisteren 

Wat gaan we vandaag doen?

• Herhalen: type vragen bij het CE
• Nieuwe theorie: 2.1 Informatieve teksten lezen 2F.
• Klassikaal oefenen: luisteren naar een informatieve tekst
• Zelfstandig aan de slag met informatieve teksten lezen + Examensprint.

Tekstdoel?

1. informeren
2. amuseren
3. overhalen

De hoofdgedachte bestaat uit

1. een paar woorden
2. een zin

Welke bewering over de hoofdgedachte is juist?

1. Staat altijd in de inleiding.
2. Is meestal een vraag.
3. Geeft antwoord op de vraag wat bereikt wordt met het tekstdoel.
4. Staat altijd letterlijk in de tekst.

Tekstdoel?

1. Informeren
2. Instrueren
3. Amuseren
4. Overhalen/activeren

Is Tiktok een betrouwbare bron voor nieuws?

1. Ja
2. Nee

Om te bepalen of iets een betrouwbare bron is, let je op:

1. deskundigheid, populariteit, objectiviteit en bekendheid
2. deskundigheid, objectiviteit, positionering en ontwerp
3. deskundigheid, actualiteit, ontwerp en objectiviteit
4. deskundigheid, bewijsbaarheid, populariteit en aantoonbaarheid

Een informatieve tekst gaat over 'REMMEN'. Welk deelonderwerp zal waarschijnlijk niet in de tekst voorkomen?

1. Remconstructies
2. Onderdelen remsysteem
3. De ANWB slipcursus
4. Remvloeistof

Welke doelgroep is het meest passend bij de vorige deelonderwerpen? (remconstructies, onderdelen remsysteem, remvloeistof)

1. Docenten autotechniek
2. Studenten autotechniek
3. Klanten van een garagebedrijf
4. HRM-afdeling van Mobiliteit

Welk tekstverband geeft ZODAT aan?

Medewerkers van Volkswagen willen weten wat de plannen van de directie zijn, zodat ze weten of ze op zoek moeten naar een andere baan.

1. een reden/argument
2. een tegenstelling
3. een conclusie
4. een oorzaak/gevolg

Welk tekstverband geeft DUS aan?

We denken dat je dus meer winst kunt maken.

1. een reden/argument
2. een tegenstelling
3. een conclusie
4. een oorzaak/gevolg

Welk tekstverband is er in deze zin?

Ik heb een uur hardgelopen, toch ben ik niet moe.

1. een voorbeeld
2. een tegenstelling
3. een samenvatting
4. een opsomming

Staat hier een feit, mening of argument?

Ik vind het raar om docenten aan te spreken met u.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Staat hier een feit, mening of argument?

Het heeft helemaal geen zin om te gaan stemmen op een politieke partij; ze doen toch niks voor mij.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Staat hier een feit, mening of argument?

Ik ben er niet van overtuigd dat een griepprik mij gaat helpen.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Je krijgt van mij de vragen op papier.

We bespreken de antwoorden in LessonUp.

Eerst lees je de vragen door,

zodat je gericht kunt luisteren.

apps.noordhoff.nl

Welke twee deelonderwerpen worden volgens de presentator in elk geval behandeld?

1. geschiedenis en toekomst
2. oorzaken en gevolg
3. voordelen en gevaren

Wat zegt Sloot over de hoeveelheid boodschappen die online worden gedaan?

1. Die stijgt maar langzaam en zal uiteindelijk gelijk blijven.
2. Die stijgt nu en zal nog verder gaan stijgen.
3. Die stijgt nu snel, maar zal niet veel groter worden.

Volgens de directeur van Picknic werkt zijn bedrijf zeer efficiënt. Welk voordeel levert dat voor de klanten op?

1. De artikelen zijn goedkoper dan in een gewone supermarkt.
2. Klanten hoeven geen bezorgkosten te betalen.
3. Op veel artikelen wordt korting gegeven.

Picknic gaat op steeds meer plaatsen bezorgen. Er komen misschien ook meer buitenlandse bedrijven op de Nederlandse markt.
Waarom maakt AH zich daar volgens manager Postuma geen zorgen over? (meer antwoorden zijn goed)

1. AH heeft altijd scherpe prijzen en dus ook online.
2. Door meer concurrentie wordt het bedrijf gedwongen goed te presteren.
3. Het aantal klanten dat online boodschappen doet, stijgt.
4. Wat er op de markt gebeurt heeft geen gevolgen voor AH.

Wat moeten bestaande supermarkten doen om winstgevende online klanten te winnen?

1. Gegevens van het koopgedrag van klanten verzamelen.
2. Klanten naar hun website lokken met persoonlijke aanbiedingen.
3. Precies bijhouden wat ze per winkel verdienen.

Ga je meedoen met de vragen bij het 2e deel van de rapportage?

Ja

Nee

2.1 Informatieve teksten

opdr. 3 + 4

Aan de slag!

A. Bedrijven moeten voertuigen gaan delen.

B. Bedrijven moeten voor elke woonstraat andere bestelbusjes gebruiken

C. Bedrijven moeten zich onderscheiden door het anders te doen dan anderen.

D. De bedrijven moeten samenwerken met de pakketbezorgers.

E. Er moet gebruik worden gemaakt van kleine elektrische voertuigen.

F. Klanten uit dezelfde wijk moeten tegelijk bestellen.

A. Klanten willen zelf bepalen op welk tijdstip de bezorging plaatsvindt.

B. Onze bezorging is al heel effectief.

C. We investeren veel in software en businessmodel.

D. We willen bij de bezorging niet samenwerken met andere bedrijven.

Wat is volgens Ploos van Amstel het gevolg van de groei van online boodschappen doen?

1. Er komen gemakswinkeltjes en extra banen.
2. Er verandert niets voor bestaande supermarkten, maar er komen bedrijven bij,
3. Er verdwijnen een aantal supermarken en banen.
4. Banen verplaatsen en er verdwijnen supermarkten.

Welke bewering past het beste in deze reportage.
De beelden ............

1. ..sluiten aan bij wat wordt gezegd.
2. ....zijn bedoeld om de reportage leuker te maken.
3. ...zijn noodzakelijk om te snappen wat wordt gezegd.

Wat is het belangrijkste doel van deze reportage?

1. Informeren over de ontwikkelingen van online boodschappen doen. ontwikkelingen doen.
2. Informeren over de negatieve gevolgen van online boodschappen doen.
3. De kijker overtuigen van het gemak van online boodschappen doen.

Wat hebben we gedaan?

• Geoefend voor het CE 2F  Luisteren 2.1  Informatieve teksten

2.1 Informatieve teksten

opdr. 3 + 4

Aan de slag!