Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 70 min
Éléments de cette leçon
Snelheid
timer
15:00
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
snel, sneller, snelst
Slide 3 - Diapositive
Zet de langzaamste bovenaan en de snelste onderaan.
Slide 4 - Question ouverte
Leerdoelen: snelheid
5.1.1 Je kunt beschrijven wat snelheid is. 5.1.2 Je kunt de eenheid van snelheid noemen. 5.1.3 Je kunt de snelheid in meter per seconde omrekenen naar kilometer per uur en omgekeerd. 5.1.4 Je kunt de snelheid berekenen van een bewegend voorwerp.
Slide 5 - Diapositive
Een auto en een fietser rijden voor je langs.
Slide 6 - Diapositive
Waar gaat snelheid over?
Slide 7 - Carte mentale
Maak van 5.1 vraag 1, 2 en 3
timer
5:00
Slide 8 - Diapositive
Wat is de eenheid van snelheid
A
geen idee
B
V
C
kilometers per uur
D
m/s
Slide 9 - Quiz
Hoeveel meter zit er in een km?
A
10.000
B
100
C
1000
D
10
Slide 10 - Quiz
Hoeveel seconden zitter er in een uur?
A
3600
B
60
C
600
D
2400
Slide 11 - Quiz
Wanneer je 1 m/s rijd hoeveel km/h rijd je dan?
Slide 12 - Question ouverte
Onthouden
van m/s naar km/h = x 3,6
van km/h naar m/s = : 3,6
Slide 13 - Diapositive
Een auto rijdt 72 kilometer per uur. Hoe groot is de snelheid in meter per seconde?
Slide 14 - Question ouverte
Een fietser rijdt 5 m/s. Hoe groot is de snelheid in kilometer per uur?
Slide 15 - Question ouverte
Hoe ziet de snelheidsmeter er van een auto uit? (foto)
Slide 16 - Question ouverte
Maak van 5.1 vraag 4 t/m 9
timer
12:00
Slide 17 - Diapositive
Gemiddelde snelheid
Je gaat met je ouders op vakantie met de auto. Jullie rijden 270 kilometer in 3 uur. Iemand vraagt met welke snelheid jullie hebben gereden. De afstand was 270 km. De tijd was 3 uur.