paragraaf 3.1 Chemische energie deel 2

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat moet je aan het eind van de les Kennen en Kunnen
  • Hoe maak je elektrische energie?
  • Wat heb je nodig om elektrische energie te maken?
  • Wat is een turbine, een generator, een dynamo, een spoel?
  • Wat is het verschil tussen een kerncentrale en en een verbrandingscentrale?
  • Wat is het rendement?
  • Hoe bereken je het rendement?

Slide 2 - Diapositive

Wat weet je van energie?

Slide 3 - Carte mentale

De vorige les, wat moet je kennen en kunnen
  • Wat voor verschillende vormen van energie bestaan er.
  • Wat is chemische energie?
  • Wat doen we met chemische energie?
  • Wat is een fossiele brandstof?
  • Welke fossiele brandstoffen zijn er?

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Uitrekenen van het rendement (leesbaretekst)

(Nuttige energie : totale energie) x 100 % = Rendement

  • De energie (nuttig of totaal) kan gegeven zijn als vermogen (in Watt) of als energie (in Joule)
  • Het antwoord moet in % zijn
  • Het antwoord kan nooit groter zijn dan 100 %.
  • (Tip: De totale  energie is altijd het grootste getal en de nuttige energie is altijd het kleinste getal).

Slide 11 - Diapositive

Quizvragen

Zit klaar met je laptop of je telefoon.

Heb je rekenmachine bij de hand (rekenvragen 20 seconden)

Voor de volgende vragen krijg je 10 seconden per antwoord.

Lees snel en geef snel en goed antwoord.

Slide 12 - Diapositive

Hoe heet de opgeslagen energie in een brandstof?
A
Chemische energie
B
Verbrandingsenergie
C
Brandstof energie
D
Elektrische energie

Slide 13 - Quiz

Om elektrische energie te maken heb je twee dingen nodig. Welke twee dingen heb je nodig?
A
Brandstof en een magneet
B
Een magneet en een spoel
C
Een spoel en een stroomdraad
D
Een spoel en een molen

Slide 14 - Quiz

Wat moet er gebeuren met de magneet om elektrische stroom te maken in de spoel?
A
De magneet moet er zijn
B
De magneet moet vast zitten aan een molen
C
De magneet moet bewegen (bijv. draaien)
D
De magneet moet een elektromagneet worden

Slide 15 - Quiz

Wat is het rendement?
A
Het hard lopen van iemand die aan het dementeren is
B
De totale hoeveelheid energie die gebruikt wordt
C
Het percentage van de energie die verlies is
D
Het percentage van de energie die nuttig wordt gebruikt

Slide 16 - Quiz

Een elektriciteitscentrale kan bij het verbranden van een brandstof 2 MJ aan elektrische energie leveren. Diezelfde hoeveelheid brandstof heeft een verbrandingswaarde van 6 MJ.
Hoeveel energie wordt nuttig gebruikt?

A
2 MJ
B
6 MJ
C
4 MJ
D
8 MJ

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Lien

Huiswerk

Maken opdracht 3 en 4 over paragraaf 3.1.

Deze opdracht krijg je op een stencil en moet aan het eind van de les ingeleverd worden.


Als  je klaar bent kun je verder gaan met de digitale opdrachten van de methode.

Slide 19 - Diapositive

Wat heb je geleerd (wat moet je kennen en kunnen)
  • Hoe maak je elektrische energie?
  • Wat heb je nodig om elektrische energie te maken?
  • Wat is een turbine, een generator, een dynamo, een spoel?
  • Wat is het verschil tussen een kerncentrale en en een verbrandingscentrale?
  • Wat is het rendement?
  • Hoe bereken je het rendement?

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Slide 22 - Vidéo