Paragraaf 4: Tekstverbanden en signaalwoorden

- Pak je materiaal voor;
- Pak je leesboek;


§4 Tekstverbanden en signaalwoorden
Voordat we beginnen:
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

- Pak je materiaal voor;
- Pak je leesboek;


§4 Tekstverbanden en signaalwoorden
Voordat we beginnen:

Slide 1 - Diapositive

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 1 - Meer dan lezen
1. Lezen
2. Lesdoelen
3. Herhaling 
4. Theorie tekstverbanden en signaalwoorden
5. Afronden

Slide 2 - Diapositive

  • Je leert tekst verbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden. 
Lesdoelen

Slide 3 - Diapositive

Woordraadstrategieën

1) Een synoniem zoeken: Mara transpireert in de zon. Zij rent over het sportveld en zweet enorm. 
2) een omschrijving zoeken: Lotte houdt de waarheid hardnekkig vol, ze houdt zich vast aan wat ze gezegd heeft. 
3) Een voorbeeld zoeken: Tijdens de biologie hadden we het over het gebruik van onze zintuigen: zien, horen, proven, voelen en ruiken. 
4) Tegenstelling zoeken.
Bijvoorbeeld: boven- onder; hoog - laag; veilig- gevaarlijk; klassiek- modern

Slide 4 - Diapositive

Woordraadstrategieën
5. Een bekend woorddeel zoeken.
1. Deze strategie kan je toepassen bij woorden die zijn samengesteld uit twee of meer woorden.
2. Bij woorden met een voorvoegsel  (ongezond) en bij woorden met een achtervoegsel (draadloos)
Voorvoegsels: in-, on-, ont-, her-, wan-, oud-, ge-
Achtervoegsels: -loos, -lijk, -ig, -aar, -heid, -dom, -ling, -baar



Slide 5 - Diapositive

  • Een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel.
  • Soms begint de eerste regel van een alinea met een
     stukje wit. Dat noem je inspringen.
  • Soms wordt er tussen twee alinea’s een regel
     overgeslagen. Dat noem je een witregel.




Slide 6 - Diapositive

Alinea's en kernzinnen
Teksten zijn dus verdeeld in alinea's. Een alinea bestaat uit een aantal zinnen die bij elkaar horen, omdat ze over hetzelfde gaan.

De belangrijkste informatie uit een alinea staat in de kernzin. Dat is meestal de eerste zin en soms de laatste. In de rest van de alinea staat dan vaak meer informatie of voorbeelden.

Slide 7 - Diapositive

Oriënterend lezen
Kijk naar
de titel
afbeeldingen bij de tekst
tussenkopjes
woorden in vet/cursief/kleur
Lees
de eerste alinea/alinea's

Slide 8 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden
In teksten hebben zinnen en alinea's met elkaar te maken. Ze houden verband met elkaar. Aan een signaalwoord zie je met welk verband je te maken hebt. Die woorden helpen je een tekst beter te begrijpen.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Lien

Tekstverbanden met aantal signaalwoorden 1/2
  • opsomming:   ten eerste, ten tweede, om te beginnen, daarnaast, verder, ten slotte
  • tijdvolgorde/chronologisch:   vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, uiteindelijk, intussen
  • voorbeeld/toelichting:   bijvoorbeeld, zo, op deze manier, als, zoals, denk aan, neem nou, neem bijvoorbeeld
  • tegenstelling:     in tegenstelling tot, maar, echter, hoewel, daarentegen, tegenover, toch, aan de ene kant.

Slide 11 - Diapositive

Verband: opsomming
Signaalwoorden: allereerst, ten eerste, ten tweede, ook, bovendien, daarnaast, verder, vervolgens, tot slot

Max is dol op sporten. Hij kan goed wielrennen, maar hij is ook een prima zwemmer. Bovendien loopt hij regelmatig hard.

Slide 12 - Diapositive

Welk signaalwoord geeft een opsomming aan?

Ik heb geen zin in school. Verder vind ik het jammer dat de vakantie voorbij is.

Slide 13 - Question ouverte

Verband: tegenstelling
Signaalwoorden: maar, daarentegen, echter, toch, integendeel

De weerman vertelde dat het vandaag mooi weer zou worden, maar het regende heel erg hard.

Slide 14 - Diapositive

Welk signaalwoord geeft een tegenstelling aan?

De vakantie duurde twee weken. Toch vond ik dat te kort.

Slide 15 - Question ouverte

Verband: tijdsvolgorde/chronologisch
Signaalwoorden: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, uiteindelijk, intussen


Eerst moest Samira naar dansles en daarna ging ze naar huis.

Slide 16 - Diapositive

Welk signaalwoord geeft een tijdsvolgorde/chronologie aan?

Nadat we naar de winkel waren geweest, gingen we naar huis

Slide 17 - Question ouverte

Verband: voorbeeld/toelichting
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, op deze manier, als, zoals, denk aan, neem nou, neem bijvoorbeeld


Er zijn veel verschillende accomodaties die je kunt huren, zoals tenten, stacaravans en bungalows.

Slide 18 - Diapositive

Welk signaalwoord geeft een voorbeeld/toelichting aan?

Je kunt verschillende technieken gebruiken, neem bijvoorbeeld schuren, schaven of raspen.

Slide 19 - Question ouverte

Naar school neem ik meerdere dingen mee, zoals: schoolpas, pennen en schriften.

Zoals is het signaalwoord voor .......
A
opsomming
B
voorbeeld/toelichting
C
tegenstelling
D
tijdsvolgorde/chronologie

Slide 20 - Quiz

Ook het tweede lesuur had ik best kunnen missen.

Ook is een signaalwoord voor een .....
A
0psomming
B
voorbeeld/toelichting
C
tegenstelling
D
tijdsvolgorde/ chronologie

Slide 21 - Quiz

Aan de slag 
Maken:
Cursus 1
Tekstverbanden en signaalwoorden
Opdracht 1 t/m 4

Slide 22 - Diapositive

Zelfstandig werken
Wat:
Boek: cursus 1 meer dan lezen 
Paragraaf 3: tekstverbanden en signaalwoorden
Maken: Opdracht 1 t/m 7 (vraag 4 NIET)
Hoe:
Ipad
Tijd:
15 minuten 
Klaar:
Kiezen uit: (GEEN IPAD)
- Samenvatting maken van Cursus 1 
- Puzzel 1, 2 en 3 maken op blz. 236-237-238
- Lezen
ZELFSTANDIG WERKEN
timer
10:00

Slide 23 - Diapositive

  • Je kunt de kernzin van een alinea bepalen.
  • Je leert wat een alinea is.
  • Je hebt 10 minuten zelfstandig gewerkt.
Lesdoelen

Slide 24 - Diapositive