Grammatica 1.0

• mens en maatschappij
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

Nederlands

Grammatica

[e-mail]

Programma

• Planning
• Lesdoelen


• Theorie
• Terugblik

Planning

Lesdoelen

Aan het einde van deze les weet ik ....

• Wat zinsdelen zijn
• De verschillende soorten grammatica en hoe ik deze kan toepassen

Wat zijn zinsdelen

Een zinsdeel is een stukje zin.

            Één of meerdere woorden

De volgorde van zinsdelen kunnen veranderen ZONDER dat de betekenis verandert

  

Voorbeeld: Morgen breng ik mijn hond naar het asiel

1.  Ik/breng/morgen/mijn hond/naar het asiel.

2. Mijn hond/breng/ ik/ morgen/ naar het asiel.

3. Naar/het asiel/breng/ik/mijn hond/morgen.

Zelfstandig naamwoord (znw)

• De naam van een plant, dier, dingen, mensen of namen.
  
• Kan je 'de', 'het' en 'een' voor zetten.
• Kan je meestal in meervoud zetten.

Voorbeeld:

1. Waar loopt de oude man met zijn honden?

2. De tulp komt uit Turkije.

Wat is het zelfstandig naamwoord in deze zin?

Op de markt staan veel kraampjes.

Bijvoeglijk naamwoord (bnw)

De bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Vaak staat dit voor of achter het zelfstandig naamwoord.

Voorbeeld:

1. Het jonge meisje eet een glanzende appel.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in deze zin?

De batterij komt uit een kapotte lamp.

1. batterij
2. komt
3. kapotte
4. lamp

Gezegde en onderwerp

Gezegde:

1.Het gezegde geeft aan wat het onderwerp is of doet.

2.Bestaat vaak uit alle werkwoorden in een zin

Onderwerp:

Het onderwerp doet iets of is iets.

Hoe kun je dit vinden in een zin?              Vragende zin: Wie/Wat + gezegde?

Voorbeeldzin: De jongens hebben de band geplakt.

Persoonsvorm (pv)

De persoonsvorm kun je op twee manieren vinden:

1. De zin vragend maken          persoonsvorm komt vooraan.

2. Verander de zin van tijd          persoonsvorm in andere tijd

Voorbeeldzin: Roos rent hard naar de bushalte.

Toepassing: 1. Rent Roos hard naar de bushalte?

                              2. Roos rende gisteren hard naar de bus.

Lijdend voorwerp (lv)

Het lijdend voorwerp kun je vinden door de zin vragend te maken:

Wie/Wat + gezegde + onderwerp ?

Voorbeeldzin: Ik heb hem gezien.

Toepassing: 

Antwoord: 

Wat: Opdrachten 1 en 2 

Hoe: Zelfstandig

Tijd: 15 minuten

Klaar ?: Studiemeter

 

Fijne pauze :))) !