Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Nederlands klas 2
Slide 1 - Diapositive
Planning deze week:
Les 1: Boek uit de bieb halen
Les 2: Grammatica 1.4 (2 VMBO BK)
Les 3: Klassikaal lezen
Les 4: Grammatica 1.5 (2 VMBO BK)
Les 5: Nieuwsbegrip tekst
Les 6: Nieuwsbegrip online
Slide 2 - Diapositive
Hoe ziet het vak Nederlands eruit?
Er zijn 6 lessen Nederlands:
2 lessen per week zijn voor lezen
2 lessen per week zijn voor nieuwsbegrip
2 lessen per week zijn voor de methode: op Niveau
Slide 3 - Diapositive
Magister Learn
Slide 4 - Diapositive
Les 2: Grammatica 1.4
Slide 5 - Diapositive
Leerdoelen
kun je de persoonsvorm in een zin benoemen;
kun je het werkwoordelijk gezegde in een zin benoemen;
kun je het onderwerp in een zin benoemen;
kun je de persoonsvorm, het hele werkwoord en het voltooid deelwoord herkennen.
Slide 6 - Diapositive
Werkwoorden
Werkwoorden zijn doe-woorden. Ze vertellen je wat iemand of iets doet of wat er gebeurt. Zonder werkwoord heb je geen goede zin.
Een werkwoord kan verschillende vormen hebben. Bijvoorbeeld de persoonsvorm.
De persoonsvorm (pv) is de vorm van het werkwoord die je in de tegenwoordige tijd en in de verleden tijd kunt schrijven.
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Opdracht
Bedenk in een minuut tijd zoveel mogelijk werkwoorden
Meervoud of enkelvoud
timer
1:00
Slide 9 - Diapositive
Leg uit hoe je met de tijdproef de persoonsvorm in een zin kunt vinden.
Slide 10 - Question ouverte
De politie werkt ook met paarden. PV =
Slide 11 - Question ouverte
Het restaurant werd grondig verbouwd. PV =
Slide 12 - Question ouverte
Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in een zin samen noem je het werkwoordelijk gezegde (wwg). Staat er in de zin maar één werkwoord, dan is dat het werkwoordelijk gezegde.
De docent zal ons straks overhoren.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Slide 13 - Diapositive
Onderwerp
Om het onderwerp (ond) in de zin te vinden,
vraag je: wie/wat + wwg?
De docent zal ons straks overhoren.
wie/wat + zal overhoren?
Antwoord: de docent.
Het onderwerp (ond) van de zin is dus de docent.
Slide 14 - Diapositive
Neem de zinnen over in je schrift
1. De gitarist heeft haar instrument gestemd.
2. Daniëlle heeft me een leuke verjaardagskaart gestuurd.
3. Ik zal je straks helpen.
4. Johnny moest de auto wassen.
PV = WWG = Onderwerp =
Slide 15 - Diapositive
Aan de slag: huiswerk!
Magister Learn
Week 37
Grammatica
Blok 1
1.4 opdracht:
4.5 - 8
5 en 6
Slide 16 - Diapositive
Les 4: Grammatica 1.5
Slide 17 - Diapositive
Werkwoordsvormen
Manuela lakt haar teennagels.
Manuela zal haar teennagels lakken.
Manuela heeft net haar teennagels gelakt.
1 = PV
2 = hele werkwoord
3 = voltooid deelwoord
Slide 18 - Diapositive
Oefening
1. Ik denk de hele dag aan jou.
2. Ik zal de hele dag aan jou denken
3. Ik heb de hele dag aan jou gedacht
Kies uit:
persoonsvorm (pv)
hele werkwoord (hele ww)
voltooid deelwoord (vdw)
Slide 19 - Diapositive
Maak drie zinnen met het werkwoord ‘verzinnen’.
Gebruik in elke zin een andere werkwoordsvorm: persoonsvorm, hele werkwoord of voltooid deelwoord.