Voorbereiding SE 1 Thema: Wat is economie? en Thema Geld en banken
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3
Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
quiz
Voorbereiding SE 1 Thema: Wat is economie? en Thema Geld en banken
Slide 1 - Diapositive
Wat is een dienst
A
De orthodontist plaatst een beugel
B
China importeert stroopwafels
C
De fabriek levert schoenen
D
Ik ben zelfvoorzienend en kweek mijn eigen groente
Slide 2 - Quiz
Waar gaat het vak economie over? Economie bestudeert:
A
De keuzes die worden gemaakt bij het inzetten van schaarse middelen
B
het verschil tussen welvaart en welzijn
C
Hoe het welzijn van de mensen in een land is
D
het bevredigen van dagelijkse behoeften
Slide 3 - Quiz
Wat is het verschil tussen primair en secundair inkomen?
A
Primair inkomen is primair is mijn zakgeld en secundair mijn krantenwijk
B
Secundair is het loon van mijn vader en primair de huurtoeslag
C
Primair is mijn krantenwijk en secundair de kinderbijslag
D
primair is eerste levensbehoefte en secundair mijn fiets
Slide 4 - Quiz
Wat is valuta
A
papiergeld
B
De waarde van geld in een ander land
C
munten
D
De waarde van een munteenheid
Slide 5 - Quiz
Wat betekent BBP
A
Boeren bende partij
B
Bruto binnenlands product
C
Bruto belasting percentage
D
Bruto beter percentage
Slide 6 - Quiz
Wat is inflatie?
A
Hogere belastingen
B
prijsstijging
C
Prijscompensatie
D
prijsdaling
Slide 7 - Quiz
Hoe bereken je BTW?
A
consumentenprijs:100X21
B
Consumentenprijs X100:21
C
Nettoverkoopprijs:100X21
D
Netto verkoopprijs X 100 : 21
Slide 8 - Quiz
Wat is inkomen uit Natura
A
Auto van de Zaak
B
Fooi van een klant
C
Mac Donalds halen
D
Loon uitbetaald in chartaal geld
Slide 9 - Quiz
Wat is secundaire behoefte
A
Een fles Cola
B
Een zakje patat
C
Toiletblokje
D
Een zak appels
Slide 10 - Quiz
Primaire behoefte is:
A
Kamperen in een tent
B
Een broek en een hemd
C
Een schuur bij je huis
D
Eyeliner
Slide 11 - Quiz
Wat betekent KANO
A
Kapitaal Arbeid Natuur Overgangskosten
B
Kapitaal Arbeid Natuur Overname
C
Kapitaal Arm Natuur Ondernemerswinst
D
Kapitaal Arbeid Natuur Ondernemerswinst
Slide 12 - Quiz
Een voorbeeld van interne arbeidsverdeling is:
A
Directeur ontslaat docent en maakt de school schoon
B
De leerling repareert het dak
C
De docent geeft les
D
Directeur neemt docent aan voor conciërge taken en overige ............
Slide 13 - Quiz
In Nederland is: (welk antwoord is juist)
A
De één en twee cent niet meer geldig
B
de Euro een geldig betaalmiddel
C
De cent van koper
D
bankbiljetten giraal geld
Slide 14 - Quiz
Gebonden koopkracht is:
A
je woonlasten
B
incidentele uitgaven
C
dagelijkse uitgaven
D
biertje drinken op een terrasje
Slide 15 - Quiz
Belasting verhogen is een vorm van:
A
nivelleren
B
mensen arm maken
C
denivelleren
D
pootje uitdraaien
Slide 16 - Quiz
Wat is het verschil tussen directe en indirecte ruil?
A
Directe ruil doe ik door middel van geld en indirect niet
B
Direct betaal ik met chartaal geld Indirect met giraal geld
C
Indirecte ruil doe ik door middel van geld en directe niet
D
Directe ruil is het verhuren van jou huis en indirecte ruil is het verkopen van jou huis
Slide 17 - Quiz
Er is sprake van een reëel loonsverhoging bij:
A
Inflatie 6% Loonsverhoging 7%
B
Inflatie 6% Loonsverhoging 5,8%
C
Inflatie 7% Loonsverhoging 7%
D
Inflatie 5,8% Loonsverhoging 5,7%
Slide 18 - Quiz
De rente die ik krijg voor mijn spaargeld is 6%. Ik heb € 1.200,-- op mijn spaarrekening staan. Hoeveel rente krijg ik?
A
€ 72,--
B
€ 200,--
C
€ 12,--
D
€ 120,--
Slide 19 - Quiz
Er is sprake van kosteninflatie bij:
A
Hogere reclamekosten
B
Prijsverhoging Pizza
C
Prijsverhoging tandpasta
D
Prijsverhoging hagelslag
Slide 20 - Quiz
Een van de functies van geld is:
A
gokmiddel
B
ruilmiddel
C
loonmiddel
D
afkoopmiddel
Slide 21 - Quiz
Voorbeelden van vrije producten zijn:
A
Lucht, regen, verjaardagtraktatie, zonlicht
B
Zeewater, zonlicht, regen
C
Hout, zwemwater, zonlicht
D
zonlicht, zakgeld, regen
Slide 22 - Quiz
Op 1 september was mijn banksaldo : € 250,-- Ik kreeg van de maand mijn zakgeld € 50,-- en mijn loon gestort á € 135,--. Ik heb gepind: Kruidvat € 17,50 Schoolkantine € 35,-- en cadeautje gekocht van € 75,-- Mijn nieuwe saldo is: