Week 49: Tekstverbanden & signaalwoorden

Tekstverbanden en signaalwoorden
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
Instructie signaalwoorden en tekstverbanden
Nieuwsbegrip online zelf maken

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
  • Je herkent tekstverbanden.
  • Je herkent signaalwoorden.
  • Je herkent signaalwoorden die bij een opsomming, tijdvolgorde, tegenstelling en oorzaak-gevolg horen.

Slide 3 - Diapositive

Begrippen
  • Tekstverband: verband tussen woorden, zinnen en alinea's.
  • Signaalwoorden: Woorden die de schrijver gebruikt om de relatie tussen de woorden (of zinnen of alinea's) aan te geven. 

Slide 4 - Diapositive

Opsomming


En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens

Slide 5 - Diapositive

Voorbeeld opsomming
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op in je schrift.

Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Ten slotte heeft hij een oefentoets gemaakt.

Slide 6 - Diapositive

Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Hij heeft ten slotte een oefentoets gemaakt.

Slide 7 - Diapositive

Tijdvolgorde
Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger.

Slide 8 - Diapositive

Voorbeeld tijdvolgorde
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op in je schrift.

Eerst zat ik op voetbal en later op hockey. 

Slide 9 - Diapositive

Eerst zat ik op voetbal en later op hockey. 

Slide 10 - Diapositive


Oorzaak-gevolg
Want, doordat, daardoor, waardoor, dat komt door, als gevolg van

Slide 11 - Diapositive

Voorbeeld oorzaak-gevolg
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op in je schrift.

Ik heb geen lunch meer, want ik heb al mijn brood al opgegeten.
Bij de bakker was al het brood al verkocht. Daardoor moest Mark naar de supermarkt om brood te halen.

Slide 12 - Diapositive

Ik heb geen lunch meer, want ik heb al mijn brood al opgegeten.
Bij de bakker was al het brood al verkocht. Daardoor moest Mark naar de supermarkt om brood te halen.

Slide 13 - Diapositive

Tegenstelling
Maar, echter, toch, hoewel, daarentegen

Slide 14 - Diapositive

Voorbeeld tegenstelling
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op in je schrift.

Vorig jaar sportte ik drie keer in de week, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.
Rick kende zijn buurman niet goed. Toch haalde hij tijdens de pandemie zijn boodschappen.

Slide 15 - Diapositive

Vorig jaar sportte ik drie keer in de week, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.
Rick kende zijn buurman niet goed. Toch haalde hij tijdens de pandemie zijn boodschappen.

Slide 16 - Diapositive