Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Tekstverbanden en signaalwoorden
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we doen?
Instructie signaalwoorden en tekstverbanden
Nieuwsbegrip online zelf maken
Slide 2 - Diapositive
Lesdoelen
Je herkent tekstverbanden.
Je herkent signaalwoorden.
Je herkent signaalwoorden die bij een opsomming, tijdvolgorde, tegenstelling en oorzaak-gevolg horen.
Slide 3 - Diapositive
Begrippen
Tekstverband: verband tussen woorden, zinnen en alinea's.
Signaalwoorden: Woorden die de schrijver gebruikt om de relatie tussen de woorden (of zinnen of alinea's) aan te geven.
Slide 4 - Diapositive
Opsomming
En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens
Slide 5 - Diapositive
Voorbeeld opsomming
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op in je schrift.
Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Ten slotte heeft hij een oefentoets gemaakt.
Slide 6 - Diapositive
Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Hij heeft ten slotte een oefentoets gemaakt.
Slide 7 - Diapositive
Tijdvolgorde
Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger.
Slide 8 - Diapositive
Voorbeeld tijdvolgorde
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op in je schrift.
Eerst zat ik op voetbal en later op hockey.
Slide 9 - Diapositive
Eerst zat ik op voetbal en later op hockey.
Slide 10 - Diapositive
Oorzaak-gevolg
Want, doordat, daardoor, waardoor, dat komt door, als gevolg van
Slide 11 - Diapositive
Voorbeeld oorzaak-gevolg
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op in je schrift.
Ik heb geen lunch meer, want ik heb al mijn brood al opgegeten.
Bij de bakker was al het brood al verkocht. Daardoor moest Mark naar de supermarkt om brood te halen.
Slide 12 - Diapositive
Ik heb geen lunch meer, want ik heb al mijn brood al opgegeten.
Bij de bakker was al het brood al verkocht. Daardoor moest Mark naar de supermarkt om brood te halen.
Slide 13 - Diapositive
Tegenstelling
Maar, echter, toch, hoewel, daarentegen
Slide 14 - Diapositive
Voorbeeld tegenstelling
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op in je schrift.
Vorig jaar sportte ik drie keer in de week, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.
Rick kende zijn buurman niet goed. Toch haalde hij tijdens de pandemie zijn boodschappen.
Slide 15 - Diapositive
Vorig jaar sportte ik drie keer in de week, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.
Rick kende zijn buurman niet goed. Toch haalde hij tijdens de pandemie zijn boodschappen.