Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Aan een tekstverband zie je wat
woorden, zinnen en alinea's
met elkaar te maken hebben.
Deze tekstverbanden kun je meestal herkennen aan signaalwoorden.
voorbeeld: Ik houd erg van pasta, maar spruitjes vind ik heel vies.
verband= tegenstelling
Twee of meer zaken worden opgesomd. De volgorde is niet belangrijk in een opsomming.
Mijn broer moet nodig naar de kapper en hij moet ook naar tandarts.
Wil je brood, appels, kaas, melk en boter meenemen van de supermarkt?
Ten eerste houd ik van kaas en ten tweede is kaas gezonder dan chips.
In een tegenstellend verband zit altijd een tegenstelling (wel-niet, ooit-nooit, zwart-wit, arm-rijk, jong-oud).
Meestal vind je de tegenstelling in de tekst vóór en ná het signaalwoord.
Vanmorgen moest ik vroeg opstaan, maar morgen kan ik uitslapen.
Ik houd niet zo van groentesoep. Toch heb ik het gegeten.
cookieTextcookieStatement