Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
Schrijf een korte regel met een uitspraak van een ouder of een docent.
En een regel met een uitspraak van een leerling.
En een regel uit een liedje (Engels mag).
En een regel uit een schoolboek.
En een regel uit je eigen hoofd.
En een regel uit de reclame.
Je hebt nu 7 regels.
Met die 7 regels maak je een gedicht.
Je bepaalt een volgorde.
Je herhaalt regels die je goed
vindt.
Je mag 1 of 2
nieuwe regels toevoegen.
Kies je favoriete regel uit het vorige gedicht.
- We schrijven allemaal drie minuten achter elkaar door.
- We beginnen tegelijk en we stoppen tegelijk.
- Je begint met de dichtregel die je hebt uitgekozen.
- Alles wat je schrijft is goed, als je maar doorschrijft.
- Als je niets weet, herhaal je je dichtregel, net zo lang tot je weer iets weet.
- Tijdens het schrijven is het stil; iedereen houdt zijn mond.
- Dit is voor jezelf, dit hoef je straks niet voor te lezen.
- Fouten maken mag.
Uit je
tekst
kies
je de beste regels en schuift die
bij elkaar.
Schrijf er regels
bij die erbij horen.
Regels met beelden, kleuren,
geluiden.
Zo komt er een gedicht op papier.
Spelregels bij het maken van dit gedicht:
Ga niet rijmen. (Goed rijmen lijkt makkelijk, maar het is heel moeilijk.)
De regels zijn vrij kort. (Verdeel
een zin over twee of drie regels.)
Ga niets uitleggen. (Een gedicht is geen uitleg. Een gedicht is een gedicht.)
Herhaal soms een belangrijk woord of regel. (Dan wordt het muzikaal.)
Sla af en toe een regel over. (Een witregel geeft rust.)
Denk aan een bijzondere afsluitende regel. (Dan hoor je dat het gedicht is afgelopen.)
cookieTextcookieStatement