1c Spelling H1 en H2

Maandag 22 november
We starten met zeven minuten lezen in je leesboek.
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Maandag 22 november
We starten met zeven minuten lezen in je leesboek.

Slide 1 - Diapositive

Doel: Je bent goed voorbereid op de toets spelling H1 en H2

Slide 2 - Diapositive

Verschillende opties:
- Meedoen met LessonUp 
- NUMO 
- Online lesboek > bijspijkeren > spelling H1 en H2

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Leg het verschil uit tussen de stam en de ik-vorm van een werkwoord

Slide 5 - Question ouverte

Slide 6 - Diapositive

Wat is de derde persoon meervoud tegenwoordige tijd van 'zingen'?
A
zingen
B
zing
C
zongen
D
zingt

Slide 7 - Quiz

Schrijf de eerste persoon enkelvoud verleden tijd van 'kruipen op.

Slide 8 - Question ouverte

Schrijf de eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van 'spelen' op.

Slide 9 - Question ouverte

Schrijf de tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van 'blaffen' op.

Slide 10 - Question ouverte

Slide 11 - Diapositive

jij loopt, loop jij?
Waarom schrijf je de tweede keer geen 'loopt'?

Slide 12 - Question ouverte

Hij .... (dansen) elke vrijdagavond.

Slide 13 - Question ouverte

(schreeuwen) ..... hij altijd zo hard?

Slide 14 - Question ouverte

(lachen)....... je altijd zo hard?

Slide 15 - Question ouverte

(maken) ...... je broer wel vaker het eten?

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Hij (branden) ... zijn vingers gisteravond aan de oven

Slide 19 - Question ouverte

Aan wat voor soort woorden kun je zien of de zin in tegenwoordige of verledentijd staat?

Slide 20 - Question ouverte

Hoe weet ik of er een voltooid deelwoord in de zins staat?

Slide 21 - Question ouverte

Ik (zien) .... een hert oversteken.

Slide 22 - Question ouverte

't ex kofschip
Welke letters gebruik je niet?

Slide 23 - Question ouverte

Hij is naar school (lopen)

Slide 24 - Question ouverte

Wij (willen) ..... vorige week niet naar de kapper

Slide 25 - Question ouverte

Het is gisteravond ..... (gebeuren) op straat

Slide 26 - Question ouverte

Hij .... (worden) gisteravond .... (ondervragen)

Slide 27 - Question ouverte

Morgen (maaien) ... Jacob het gras

Slide 28 - Question ouverte

Vorige week is het gras door Jacob ... (maaien).

Slide 29 - Question ouverte

Vragen?

Slide 30 - Question ouverte