Grammatica woordsoorten H4: voornaamwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Grammatica woordsoorten

Alle woordsoorten herhalen

Aanwijzend en vragend voornaamwoord

Doel van de les

Aan het einde van de les:

• kun je de woordsoorten zn, blw, olw, bn, zww en hww herkennen en benoemen;
• leer je wat een aanwijzend voornaamwoord en een vragend voornaamwoord is.
  

Terugblik woordsoorten

Het rad geeft een woordsoort aan.
Bij die woordsoort stel ik een vraag.

Antwoorden opdr. 4 blz. 91

Luistert goed mee

Zet een krulletje als je het antwoord goed hebt

Verbeter het antwoord als je het antwoord niet goed hebt

Woordsoorten hoofdstuk 4

Aanwijzend voornaamwoord

Vragend voornaamwoord

Startopdrachtje

De woorden kun je verdelen in twee groepen. Welke woorden horen volgens jullie bij elkaar?

Deze - wie - dit - welk - die - wat - dat

Aanwijzend voornaamwoord

• Wijst iets aan (mens, dier of ding)
  Die, dit, dat, deze, zulke, dergelijke
  
  
• Het staat voor een zelfstandig naamwoord
  Die auto, zulke koekjes
  
  
• Soms staat een aanw. vnw. alleen, maar kun je er wel een zelfstandig naamwoord achter denken.
  Vind jij die fiets mooier of deze?
  

Aanwijzend voornaamwoord

Let op!


• Die/dat behoren tot meerdere woordsoorten.Als je die/dat kunt vervangen door deze/dit, dan zijn het aanw. vnw!
  
  
• Woorden die een plaats/richting aangeven (daar, daarheen etc.)
  zijn geen aanw. vnw.
  

[Deze] geweldig mooie aanbieding wil ik nu hebben!

1. Aanwijzend voornaamwoord
2. Geen aanwijzend voornaamwoord

Het meisje [dat] daar loopt, heeft krullend haar.

1. Aanwijzend voornaamwoord
2. Geen aanwijzend voornaamwoord

Als je naar school goed, moet je [daarlangs] fietsen.

1. Aanwijzend voornaamwoord
2. Geen aanwijzend voornaamwoord

Gebruik je liever deze auto of [die] rode daar?

1. Aanwijzend voornaamwoord
2. Geen aanwijzend voornaamwoord

Vragend voornaamwoord

• 4 vragend voornaamwoorden: wie, wat, welk(e), wat voor (een)
  
  
• Ze staan aan het begin van een vraag (naar iets/iemand)
  Wie heeft mijn boek in zijn tas?
  De jongen wil weten welke telefoon hij moet kiezen.
  

Vragend voornaamwoord

Let op!


• wie/wat zijn géén vragend voornaamwoorden als terugverwijzen naar een eerder genoemd woord.
  De jongen van wie ik een kaart heb gekregen, is mijn nieuwe liefde.
  
  
• Woorden die een plaats/richting aangeven (waarheen, waar etc.) zijn géén vragend voornaamwoorden.
  

[Wie] van klas 1 heeft de leukste schoenen?

1. Vragend voornaamwoord
2. Geen vragend voornaamwoord

[Wanneer] zou jij weer hele dagen naar school willen?

1. Vragend voornaamwoord
2. Geen vragend voornaamwoord

Het leukste [wat] ik heb gedaan, is bungeejumpen.

1. Vragend voornaamwoord
2. Geen vragend voornaamwoord

Opdracht 1 maken blz. 120-121

• Maak opdracht 1 op blz. 120-121
  

• Zoek de vr. vnw. en aaw. vnw. in de zin. Noteer deze en zet erachter welk woordsoort: vr. vwn. of aanw. vnw.
  
• Gebruik je aantekeningen als hulpmiddel.
• 10 minuten de tijd
• Klaar? Starten met het huiswerk: opdracht 3 blz. 121
  

Antwoorden opdracht 1

1 zulke = aanw.vnw; die = aanw.vnw
2 welke = vr.vnw; dat = aanw.vnw
3 wie = vr.vnw
4 deze = aanw.vnw
5 dit = aanw.vnw; hetzelfde = aanw.vnw
6 wat = vr.vnw; dergelijke = aanw.vnw

Huiswerk voor de volgende les

Opdracht 3 blz. 121