Verkeer les 11 en 12

Verkeer les 11 en 12
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
VerkeerBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Verkeer les 11 en 12

Slide 1 - Diapositive

Een groep kinderen
fietst naar school.
Wat is niet waar ?
A
Ze fietsen met z'n drieën naast elkaar.
B
Ze laten zich door elkaar afleiden.
C
Ze fietsen te dicht naast elkaar.
D
Ze moeten twee handen aan het stuur houden.

Slide 2 - Quiz

Kunnen Jet en Levi
de groep veilig inhalen?
A
Ja, want er is genoeg ruimte om erlangs te fietsen.
B
Nee, want doordat de anderen met z’n drieën naast elkaar fietsen, is er niet genoeg ruimte.
C
Nee, want ze kunnen door de bocht niet zien of er een tegenligger aankomt.

Slide 3 - Quiz

De fietser wil rechtdoor.
Mag dat?
A
Ja, maar alleen als ze met haar fiets aan de hand op de stoep gaat lopen.
B
Ja, want het verkeersbord geldt niet voor haar.
C
Nee, dat zie je aan de haaientanden.
D
Nee, dat zie je aan het verkeersbord.

Slide 4 - Quiz

Wie mag eerst, wie
daarna,
en wie als laatste?
A
1. Mark; 2. Bas; 3. Ilse
B
1. Ilse; 2. Mark; 3. Bas
C
1. Bas; 2. Mark; 3. Ilse

Slide 5 - Quiz

De fietser wil rechtdoor en de
auto wil naar rechts.
Wie mag eerst?
A
De auto, want dat geeft het voorrangsbord aan
B
De auto, want dat geven de haaientanden aan
C
De fietser, want die komt van rechts
D
De fietser, want rechtdoor op dezelfde weg gaat voor

Slide 6 - Quiz

Wat is niet waar?
A
Fem moet voorrang krijgen.
B
Fem moet focus houden op het verkeer.
C
Dave moet voorrang krijgen.
D
Dave moet beseffen dat Fem hem geen voorrang zal geven.

Slide 7 - Quiz

Welk advies kun je
Wilma geven, zodat ze
veilig verder kan?
A
Kijk goed naar de voetganger.
B
Kijk goed over je schouder voordat je verder rijdt.
C
Kijk vooruit, naar de kleur van het verkeerslicht.
D
Stop voordat je verder rijdt

Slide 8 - Quiz

Ravi wil graag oversteken.
Hij hoort bij de rest van de
groep fietsers.
Wat kan Ravi het beste doen?
A
Doorrijden, anders is hij de rest van de groep kwijt.
B
Wachten, want het verkeerslicht is rood.
C
Doorrijden, want fietsers in een groep moeten voorrang krijgen

Slide 9 - Quiz


Wie mag
hier verder rijden?
A
Fietsers
B
Auto

Slide 10 - Quiz

Het oranje verkeerslicht
knippert.
Wat moet Nel doen
A
Jelle voorrang geven en daarna pas verder fietsen.
B
Kijken of Jelle haar voorrang geeft en daarna pas verder fietsen.
C
Wachten tot het verkeerslicht groen wordt en daarna pas verder fietsen.

Slide 11 - Quiz

Wie mag eerst?
A
De auto, want die komt van rechts
B
De auto, want die rijdt op een voorrangsweg.
C
De fietser, want die rijdt naast het zebrapad.
D
De fietser, want die rijdt op een voorrangsweg

Slide 12 - Quiz