Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Wat zie je?
Hoe worden de woorden 'de' en 'het' vertaald? (3)
Hoe noemen we deze woorden?
Slide 1 - Diapositive
Lidwoorden
Leerdoel: Ik kan de lidwoorden in het Duits schrijven.
Slide 2 - Diapositive
Waar staat het lidwoord vóór?
Waaraan herken je een zelfstandig naamwoord in het Duits?
Slide 3 - Diapositive
De lidwoorden 'de' en 'het' worden in het Duits vertaald met der, die of das.
Wanneer der, die, das?
Slide 4 - Diapositive
Der
mannelijk
mannelijke personen en dieren
der Stier
der Mann
Slide 5 - Diapositive
Die
vrouwelijk
vrouwelijke personen en dieren
de meeste woorden, die op -e eindigen
die Kuh
die Frau
die Tasche
Slide 6 - Diapositive
Das
onzijdig
de meeste woorden, waarvan het lidwoord in het Nederlands 'het' is.
alle verkleinwoorden (woorden, die eindigen op -chen')
das Haus
das Mädchen
Slide 7 - Diapositive
Die
- meervoud (ongeacht geslacht)
die Kinder
die Bücher
Slide 8 - Diapositive
Wat geven de kleuren aan?
Als je het geslacht niet aan de hand van de regels of de woordenlijst kunt weten, staat er een m, v, o of mv achter het zelfstandig naamwoord. Wat betekenen ze?
Slide 9 - Diapositive
Vragen?
Slide 10 - Diapositive
Opdracht
Maak het opdrachtenblad, dat je in de les uitgedeeld krijgt. Gebruik hierbij blz. 56.
Klaar? Schrijf blz. 56 1 keer over.
Wat niet af is, is huiswerk.
Slide 11 - Diapositive
Lidwoorden
Leerdoel: Ik kan de lidwoorden in het Duits schrijven.