11-06 H3 Modale hulpwerkwoorden o.t.t.

Modalverben
wie war das nochmal?
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Modalverben
wie war das nochmal?

Slide 1 - Diapositive

Tag liebe Leute!

LESDOEL:

  • Aan het einde van de les, weet je hoe je de modale werkwoorden in het Duits moet vertalen en vervoegen.




Slide 2 - Diapositive

Was sind Modalverben?
Modale hulpwerkwoorden (modalverben) zijn hulpwerkwoorden die extra betekenis aan het hoofdwerkwoord toevoegen.

Voorbeelden van modale hulpwerkwoorden in het Nederlands zijn:
kunnen, mogen, moeten, willen.


Als je bijvoorbeeld zegt: 'Petra kan zwemmen', zeg je eigenlijk dat Petra in staat is om te zwemmen (ze verdrinkt niet in water). Dat heeft natuurlijk een hele andere betekenis dan 'Petra zwemt', een zin zonder modaal hulpwerkwoord.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Bij welke persoonlijke voornaamwoorden gebruik je bij de modale werkwoorden dezelfde vervoeging van het werkwoord?
ich en du
du en er/sie/es
ich en er/sie es

Slide 7 - Sondage

Bij de modale werkwoorden gebruik je bij de meervoudsvormen gewoon de esttenten. Klopt dat?
Ja
Nee

Slide 8 - Sondage

Zoek de juiste vormen van het werkwoord mögen bij elklaar!
Er blijven twee vormen over!
ich              du            er sie es         wir                ihr            sie Sie
ich
du
er sie es
wir
ihr
sie Sie
magst
mag
mögen
mögst
möge
mögen
mögt
mag

Slide 9 - Question de remorquage

Dürfen wir hier parken?

Kannst du mir helfen?

Diese Musik mag ich nicht.

Ich muss jetzt gehen.

Peter soll sich beim Direktor melden.

Ich will noch nicht gehen.

Wissen Sie wo der Bahnhof ist?





mogen (toestemming hebben)
kunnen
houden van/lusten
moeten (noodzaak)
moeten (wil van een ander)
willen
weten

Slide 10 - Question de remorquage

Fülle aus:
[mogen] ___ ich auf die Toilette gehen?

Slide 11 - Question ouverte

Fülle aus:
[moeten] Du ___ jetzt gehen, sonnst kommst du zu spät.

Slide 12 - Question ouverte

Fülle aus:
[kunnen] ___ Sie mir helfen?

Slide 13 - Question ouverte

Fülle aus:
[lusten/houden van] ___ ihr Spinat?

Slide 14 - Question ouverte

Fülle aus:
[weten] ___ du wie spät es ist?

Slide 15 - Question ouverte

Fülle aus:
[moeten] Er ___ zum Zahnarzt.

Slide 16 - Question ouverte

http://www.talenwijzer.com/modalverben.html

https://oscarromerotalen.nl/Duits/Oefeningen/Grammatica/Werkwoorden/Modalverben/Modalverben-Betekenis-Vervoeging.htm

Slide 18 - Diapositive

Hoe goed begrijp je de grammatica van de modale werkwoorden?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Sondage

Hast du noch eine Frage?

Slide 20 - Question ouverte