Grammatiktrainer Modalverben

Modalverben
In deze trainer oefen je Modalverben in de tegenwoordige tijd.
Bij elk onderdeel staat de bijbehorende pagina uit het boek.
Bij het maken van de oefeningen is het handig om de theorie uit het boek bij de hand te hebben.

1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Modalverben
In deze trainer oefen je Modalverben in de tegenwoordige tijd.
Bij elk onderdeel staat de bijbehorende pagina uit het boek.
Bij het maken van de oefeningen is het handig om de theorie uit het boek bij de hand te hebben.

Slide 1 - Diapositive

Was sind Modalverben?
Modale hulpwerkwoorden (modalverben) zijn hulpwerkwoorden die extra betekenis aan het hoofdwerkwoord toevoegen.
Voorbeelden van modale hulpwerkwoorden in het Nederlands zijn:
zullen, kunnen, mogen, moeten, willen.

Als je bijvoorbeeld zegt: 'Petra kan zwemmen', zeg je eigenlijk dat Petra in staat is om te zwemmen (ze verdrinkt niet in water). Dat heeft natuurlijk een hele andere betekenis dan 'Petra zwemt', een zin zonder modaal hulpwerkwoord.

Slide 2 - Diapositive

Modalverben
(Seite 99 und 100 im Buch)
Darf ich auf die Toilette gehen?
Können Sie das wiederholen?
Magst du Spinat?
Ich muss jeden Tag trainieren.
Ihr sollt vor Mitternacht zu hause sein!
Später will er Architekt werden.
Ich weiß noch nicht was ich werden will.

Slide 3 - Diapositive

Dürfen wir hier parken?

Kannst du mir helfen?

Diese Musik mag ich nicht.

Ich muss jetzt gehen.

Peter soll sich beim Direktor melden.

Ich will noch nicht gehen.

Wissen Sie wo der Bahnhof ist?





mogen (toestemming hebben)
kunnen
houden van/lusten
moeten (noodzaak)
moeten (wil van een ander)
willen
weten

Slide 4 - Question de remorquage

Fülle aus:
[dürfen] ___ ich auf die Toilette gehen?

Slide 5 - Question ouverte

Fülle aus:
[sollen] Was ___ wir hier machen?

Slide 6 - Question ouverte

Fülle aus:
[müssen] Du ___ jetzt gehen, sonnst kommst du zu spät.

Slide 7 - Question ouverte

Fülle aus:
[können] ___ Sie mir helfen?

Slide 8 - Question ouverte

Fülle aus:
[mögen] ___ ihr Spinat?

Slide 9 - Question ouverte

Fülle aus:
[wissen] ___ du wie spät es ist?

Slide 10 - Question ouverte

Fülle aus:
[müssen] Er ___ zum Zahnarzt.

Slide 11 - Question ouverte