Diagnostische toets

Ben je al begonnen met leren voor de proefwerk van Spaans?
Ja, allang
Ja, gister
Nog niet, maar ben wel van plan om te beginnen
Nee, doe ik de avond van de voren wel
Anders
1 / 11
suivant
Slide 1: Sondage
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Ben je al begonnen met leren voor de proefwerk van Spaans?
Ja, allang
Ja, gister
Nog niet, maar ben wel van plan om te beginnen
Nee, doe ik de avond van de voren wel
Anders

Slide 1 - Sondage

Español & tips om beter te leren

  1. Leer de stof minstens op vier verschillende momenten.
  2. Leer max. 15 minuten per keer.
  3. Overlezen is niet genoeg, schrijf het op.
  4. Gebruik WRTS of Quizlet om woordjes/zinnen te leren. 
  5. Let op accenten, mannelijk-vrouwelijk en
enkelvoud-meervoud.

Slide 2 - Diapositive

Wat moet je leren?
  1.  Het werkwoord estar (blz 21, tekstboek)
  2. Regelmatige werkwoorden op -ar, -er en -ir (blz 24, tekstboek)
  3. Frases Claves (blz 21 + 24, tekstboek) NL>SP
  4. Woordjes (blz 55 + 56, werkboek) SP>NL (2.1 t/m 2.3) 
    NL>SP (2.4)

Slide 3 - Diapositive

Herhaling & persoonlijk voornaamwoorden

Wat betekenen de volgende woorden?
Tú, nosotros, ella, ustedes, vosotras, yo, él, usted, ellos

timer
2:00

Slide 4 - Diapositive

Maak opdracht 3A van de diagnostische toets op bladzijde 58 van je werkboek.

Slide 5 - Diapositive

Herhaling & estar
Vul de juiste vorm van het werkwoord estar (zijn) in.
  1. Ellos ___________ en el supermercado.
  2. Tú ___________ en Holanda.
  3. Ustedes ___________ en la tienda de ropa.
  4. Ella ___________ en España.
  5. Yo ___________ en el instituto. 
  6. Vosotros ___________ en el centro de Madrid.
Maak opdracht 3A van de diagnostische toets op bladzijde 58
van je werkboek.
timer
5:00

Slide 6 - Diapositive

Herhaling & het werkwoorden
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in. 
  1. Nosotros (vivir) ___________  en Holanda.
  2. Tú (trabajar) ___________ en el supermercado.
  3. Vosotras (buscar) ___________  el banco.
  4. Ella (mirar) ___________  la serie.
  5. Ustedes (escribir) ___________  una carta.
  6. Usted (beber) ___________  un café.
  7. Yo (comer) ___________  el desayuno.
  8. Ellas (vender) ___________ chocolates.
timer
7:30

Slide 7 - Diapositive

Maak opdracht 3B van de diagnostische toets op bladzijde 58 
van je werkboek.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Wat moet je leren?
  1.  Het werkwoord estar (blz 21, tekstboek)
  2. Regelmatige werkwoorden op -ar, -er en -ir (blz 24, tekstboek)
  3. Frases Claves (blz 21 + 24, tekstboek) NL>SP
  4. Woordjes (blz 55 + 56, werkboek) SP>NL (1.1 t/m 1.3) & NL>SP (1.4)

Slide 10 - Diapositive

Maak de Diagnostische Toets van H1 (bladzijde 28-30, WB)

Slide 11 - Diapositive