PA1_Capítulo 2

• Spaans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Programma 10 februari

-Herhaling van Estar en vraagwoorden

- Regelmatige werkwoorden uitleggen en aantekening maken

-Zelfstandig aan het werk:
-Uitlegvideo bekijken en opdrachten maken

AGENDA

Huiswerk/ Deberes

Woensdag 15 februari:  Opdracht 24b/c, 25 b/c + 26
(LEREN  > Vragenwoorden + werkwoord ESTAR)

Woensdag 22 februari: Rep. H2

Repetitie H2

Wat moet je leren?

Het werkwoord ESTAR (tekstboek blz. 21 bron D)

Vraagwoorden (tekstboek blz. 22 bron G)

Regelmatige werkwoorden (tekstboek blz. 24 bron I)

Woordjes 2.1 t/m 2.3 (sp-nl/nl-sp) werkboek blz. 55

Zinnen bron E + J (tekstboek blz. 21 en 24)

Werkboek opdrachten

Bron D: Het werkwoord ESTAR
Bekijk op de volde slide de video en maak opdracht 13c  + 14
Extra uitleg zie video op in dia 12

Bron G Vraagwoorden: tekstboek blz. 22

Werkboek blz. 45 - opdracht 21 
Extra uitleg nodig zie dia 13

Bron I: Regelmatige ww

Tekstboek blz.24

Bekijk de uitlegvideo op de volgende slide en maak opdracht 24b/c, 25b/c + 26

Regelmatige werkwoorden

	(praten) habl ar	(eten) com er	(wonen/leven) viv ir
yo	habl o	com	viv
tú	habl as	com	viv
él/ella/usted	habl a	com	viv
nosotros(-as)	habl amos	com	viv
vosotros(-as)	habl áis	com	viv
ellos/ellas/ustedes	habl an	com	viv

Wat voor soort regelmatige werkwoorden kennen wij in het Spaans?

1. UR-AR-OR
2. AR- ER
3. AR-ER-IR
4. ER-IR

Voor de vervoeging van regelmatige werkwoorden in Spaans: Cantar (zingen), comer (eten), vivir (wonen) ...

1. ... jij vervangt de laatste letters 2 voor de juiste persoonsvorm
2. ... jij vervangt de laatste letters 3 voor de juiste persoonsvorm

Deze vraag is zullen een aantal leerlingen niet begrijpen door de complexiteit en wat je zegt is incorrect! De persoonsvorm is namelijk: hablas, niet alleen -as.  Je bedoelt de uitgang

Maar ik vind dat je leerlingen van de onderbouw hier niet te veel mee moet lastig vallen.

Je bedoelt:

Hoe vervoeg je in het Spaans werkwoorden?

Je vervangt de laatste 2 letters door juiste uitgang.

Het blijft echt te abstract, dus zou ik NIET doen dit type vraag

Werk vooral met voorbeelden!

Het moet eenvoudig en als een kinderspelletje!

Vul de juiste vervoeging in van het regelmatige werkwoord "hablar - praten" ;

"Yo ....... con mis amigos"

1. habla
2. hablan
3. hablo
4. hablas

tios - ooms/tantes

padres- ouders

abuelos - grootouders

primos - nichtjes/neefjes

Regelmatige werkwoorden: geef de juiste werkwoordsvorm en maak de zin compleet.

Mi amigo Paco ____ (viajar) mucho a Francia.

1. viaja
2. viajo
3. viajamos
4. viajan

Vervoeg het regelmatige werkwoord.
Yo _____ (comer) un bocadillo con queso.

Vervoeg het regelmatige werkwoord.
Elena y María ______ (hablar) en español.

Regelmatige werkwoorden -AR. -ER , -IR
1. vervoeg CAMINAR met 'nosotros/-as'
2. vervoeg VIVIR met 'vosotros/-as'
3. vervoeg een LEER met 'él, ella, usted'

Vervoeg het werkwoord (estar)

Nosotros _______ (estar) en Madrid.

1. estoy
2. estamos
3. estan
4. estais

Het werkwoord ESTAR, hoe vertaal je:
Estoy en casa

1. Ik ga naar huis
2. Ik ben thuis

Vervoeg met de juiste persoonsvorm van werkwoord estar:
yo _______

1. estás
2. está
3. estoy
4. estamos

vervoeg met de juiste persoonsvorm van werkwoord estar:
tú _______

1. estás
2. está
3. estoy
4. estamos

vervoeg met de juiste persoonsvorm van werkwoord estar:
él _______

1. estás
2. está
3. estoy
4. estamos

vervoeg met de juiste persoonsvorm van werkwoord estar:
ellos _______

1. estamos
2. estáis
3. están
4. estás

vervoeg met de juiste persoonsvorm van werkwoord estar:
usted _______

1. estamos
2. estáis
3. está
4. estás

vervoeg met de juiste persoonsvorm van werkwoord estar:
ustedes _______

1. estamos
2. estáis
3. está
4. están

vervoeg met de juiste persoonsvorm van werkwoord estar:
nosotras _______

1. estamos
2. estáis
3. está
4. están

vervoeg met de juiste persoonsvorm van werkwoord estar:
vosotras _______

1. estamos
2. estáis
3. está
4. están

Vraagwoorden
Fuente D: waarom, hoe, wat, wie =

1. porque, cuándo, quien, cuál
2. por que, como, que, quien
3. por qué, cómo, qué, quién
4. porque, quien, cómo, cuál

Welk vraagwoord moet in de zin komen:

¿ __________ te llamas?

1. Qué
2. Cómo
3. Cuándo
4. Cuánto

Welk vraagwoord heb je nodig?

Wie zijn jullie?

1. ¿Cuál?
2. ¿Quién?
3. ¿Quiénes?
4. ¿Cuáles?

Welk vraagwoord heb je nodig?

Waar woon je?

1. ¿Cuánto?
2. ¿Cuándo?
3. ¿Quién?
4. ¿Dónde?

Zelfstandig aan het werk

Werkboek blz. 45 - 48: Opdracht 21, 22 + 23a maken

Met oordopjes/ koptelefoon: Uitlegvideo bekijken van regelmatige werkwoorden (zie in lessonUp)

Werkboek blz. 48 opdracht 24b/c, 25b/c + 26 maken