Gram.Woordsoorten: pers.vnw, bez.vnw, zww, hww, kww

Grammatica woordsoorten
zww, kww &  hww
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Grammatica woordsoorten
zww, kww &  hww

Slide 1 - Diapositive

3 verschillende werkwoorden
  • zww = zelfstandig werkwoord
  • kww = koppelwerkwoord
  • hww = hulpwerkwoord




Slide 2 - Diapositive

Zelfstandig Werkwoord (ZWW)
Heeft een heel duidelijke betekenis.
Geeft aan wat het onderwerp doet.
Het komt dus voor in een werkwoordelijk gezegde zin.

1 ww= zww
Als een zin meerdere werkwoorden heeft,
staat het ZWW meestal achteraan.

Slide 3 - Diapositive

Koppelwerkwoord (KWW)
 In een zin zit óf een ZWW óf een KWW.
naamwoordelijk gezegde zin = kww
eigenschap onderwerp zin.
1 ww= kww

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken of voorkomen.


Slide 4 - Diapositive

Hulpwerkwoord (HWW)
Alle werkwoorden die nu nog over zijn, zijn hulpwerkwoord

Kenmerken:
  • komen dus voor in zinnen met meer dan 1 werkwoord
  • helpen om het gezegde te maken.

Slide 5 - Diapositive

Samengevat
1. zoek het belangrijkste werkwoord
2. dat is of een zww of een kww
3. alle overige werkwoorden in de zin zijn hww


Slide 6 - Diapositive

Zij heeft haar fiets zelf GEREPAREERD.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 7 - Quiz

Zij HEEFT haar fiets zelf gerepareerd.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 8 - Quiz

Rieke is donderdag ziek GEWORDEN.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 9 - Quiz

Aan de slag
  • H4 Grammatica woordsoorten maken
  • Af? Kom bij mij: Kies het onderdeel voor de toets dat je het lastigst vindt en begin aan de Brug.
  • Spelling en woordenschat alles nagekeken?

Slide 10 - Diapositive

Alles begrepen

Mevrouw Witteveen zou wel eens grappig kunnen zijn.
zou =
kunnen =
zijn =

Slide 11 - Diapositive