Het toneel in Athene - Vragen bij 6.2-5

• Grieks
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

Het toneel in Athene

Vragen bij H.6, paragrafen 2-5 (pp. 113-117)

6.2

1. Wat hebben 'de grote drie' te maken met de slag van Salamis (480 v.C.)?

2. “Voor Aischylos is het erg belangrijk geweest … eindoverwinning heeft beleefd.” (p. 113)
Wat zijn naar aanleiding van deze opmerking je verwachtingen over (de stijl/toon van) het werk van Aischylos?

3. Waar gaat de overgeleverde trilogie van Aischylos over?

4. Tot welke sociale laag behoorde Sofokles?

1. Slaven
2. Metoiken
3. Gewone burgers
4. Aristocratische burgers

5. Welke rol speelde het koor bij Sofokles?

6. Hoe heeft Sofokles zelf het verschil tussen zijn werk en het werk van Euripides gedefinieerd?

7. Waarom wordt Euripides ook wel ‘filosoof van het toneel’ genoemd?

8a. Op welke tragediedichter is de volgende uitspraak van toepassing:
De karakters van de personen en hun houding tegenover de dingen die hun overkomen komen bij deze dichter veel aan bod

1. Aischylos
2. Sofokles
3. Euripides

8b. Op welke tragediedichter is de volgende uitspraak van toepassing:
Deze dichter meent dat de mens zijn eigen lot bepaalt

1. Aischylos
2. Sofokles
3. Euripides

8c. Op welke tragediedichter is de volgende uitspraak van toepassing:
Bij deze tragediedichter speelt het koor de grootste rol

1. Aischylos
2. Sofokles
3. Euripides

8d. Op welke tragediedichter is de volgende uitspraak van toepassing:
Deze dichter heeft een derde acteur toegevoegd

1. Aischylos
2. Sofokles
3. Euripides

8e. Op welke tragediedichter is de volgende uitspraak van toepassing:
Door deze dichter zijn de meeste tragedies geschreven

1. Aischylos
2. Sofokles
3. Euripides

8f. Op welke tragediedichter is de volgende uitspraak van toepassing:
De inhoud van de werken van deze dichter zou men als ‘vernieuwend’ kunnen classificeren

1. Aischylos
2. Sofokles
3. Euripides

8g. Op welke tragediedichter is de volgende uitspraak van toepassing:
Een boodschap die vaak terugkomt in de werken van deze dichter is dat gebeurtenissen niet door een toeval bepaald worden, maar door een goddelijke gerechtigheid

1. Aischylos
2. Sofokles
3. Euripides

8h. Op welke tragediedichter is de volgende uitspraak van toepassing:
Deze dichter kan zich opvallend goed in vrouwen inleven

1. Aischylos
2. Sofokles
3. Euripides

6.3

9. De verhalen die de tragediedichters hebben verteld waren al bekend bij het publiek

1. Waar
2. Niet waar

10. Op welke manier is de Medea van Euripides een duidelijk voorbeeld van het feit dat dichters een eigen draai konden geven aan bekende mythes?

6.4

11. In 330 v.C. werd het stenen Dionysostheater gebouwd. Hoe zag het theater eruit dat voor deze tijd op die plek stond?

12a. Wat was de functie van het theatron?

12b. Wat was de functie van het orchestra?

12c. Wat was de functie van het parodos?

12d. Wat was de functie van het skènè?

13. Waar konden de prominente burgers zitten in het theater?

14. Waar bevonden de acteurs zich tijdens het optreden?

6.5

15. Verklaar het begrip ‘tragedie’.

16. Acteurs speelden meerdere rollen, inclusief vrouwenrollen. Door welk hulpmiddel konden ze eenvoudig duidelijk maken aan het publiek welke rol ze op een bepaald moment innamen?

17. Uit welke aspecten van de tragedie blijkt met name dat dit genre voortkomt uit de dithyrambe (een lofzang uitgevoerd door een choros)?

18. Wat is een bodeverhaal? En waarom is het logisch dat dit een vast onderdeel van de tragedie is?

19. Aristoteles heeft in zijn Poëtica onder andere de tragedie geanalyseerd. Hieruit volgde een wet van drie eenheden. De eerste is de eenheid van plaats. Wat zijn de andere twee?

20. Wat is een proloog? En welke informatie kan je hierin vinden?

21. Wat is de formele structuur van een tragedie? Dus uit welke onderdelen bestaat het en in welke volgorde?

22. Waarom valt tragedie onder ‘poëzie’?

23. Waarom zijn vaasafbeeldingen, muurschilderingen en reliëfs noodzakelijk om een iets beter beeld van de uitvoering van een tragedie te krijgen?

24. Hoe zag het decor van het theater eruit?

25a. Wat was de functie van een ἐκκύκλημα?

25b. En wat was de functie van een μηχανή?

25c. Wat wordt bedoeld met een deus ex machina?