Werkwoorden

Werkwoorden
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Werkwoorden

Slide 1 - Diapositive

Voegwoorden

Slide 2 - Carte mentale

Samengestelde zinnen
Twee zinnen kun je samenvoegen, net als bakstenen in een muur. Een voegwoord zorgt er vaak voor dat die twee zinnen aan elkaar blijven zitten.
Voorbeelden zijn: en, of, maar, want, omdat, als, dat, hoewel, terwijl
Er zitten dan dus in één zin, meerdere zinnen verstopt.
Voorbeeld: Sam schrikt, want haar kamer is anders.
Zin 1: Sam schrikt. Zin 2: Haar kamer is anders.

In deze zin staan dus ook meerdere persoonsvormen. Schrikt en is in dit geval.

Het is moeilijker dan je denkt, dus let goed op en luister naar wat ik zeg.

Slide 3 - Diapositive

Wat zijn de persoonsvormen uit de volgende zin:
Sam vond het maar een raar idee, omdat hij zo niet denkt.

Slide 4 - Question ouverte

Wat zijn de persoonsvormen uit de volgende zin:
Voordat de radio muziek maakte, aten Sam en Sterre yoghurt.

Slide 5 - Question ouverte

Wat zijn de persoonsvormen uit de volgende zin:
Toen de muziek werd aangezet, staarden Sam en Sterre in de verte.

Slide 6 - Question ouverte

Wat zijn de persoonsvormen uit de volgende zin:
Stel je voor dat je altijd een 10 haalt!

Slide 7 - Question ouverte

Wat zijn de persoonsvormen uit de volgende zin:
Zou je dan gillen of zou je opscheppen?

Slide 8 - Question ouverte

Wat zijn de persoonsvormen uit de volgende zin:
Ik weet dan niet wat ik moet doen.

Slide 9 - Question ouverte

Wat zijn de persoonsvormen uit de volgende zin:
Je kunt je wel bedenken dat het lastig is.

Slide 10 - Question ouverte

Wat zijn de persoonsvormen uit de volgende zin:
Wij willen het weten als jullie vertrekken.

Slide 11 - Question ouverte

Wat zijn de persoonsvormen uit de volgende zin:
Ik wilde net iets vertellen, toen het pauze was.

Slide 12 - Question ouverte

Zelfstandig werken
Maak blz. 30+31 van je werkboek. H mag je overslaan.
Klaar? Spellingsmol(16*) + werkwoordpaard (24*)
Klaar? Weektaak
Klaar? TaalBlobs
Klaar? 3* grammaticaklussers erbij
Klaar? Laatje opruimen en dan iets van een taal/rekenspelletje

Slide 13 - Diapositive