Werkwoorden AA 4 groep 8

Werkwoorden AA 4 groep 8
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Werkwoorden AA 4 groep 8

Slide 1 - Diapositive

Passief
Als je heel passief bent, dan doe je weinig. Je hebt passieve zinnen.
VB: De hond wordt door de dierenarts geopereerd. 

De hond is het onderwerp en die doet niks! Dus is het een passieve zin.

Tip 1: In een passieve zin staat vaak een vorm van het werkwoord worden.
Tip 2: In een passieve zin staat vaak het woord door.
Actief
Als je heel actief bent, dan doe je veel. Je hebt actieve zinnen.
VB: De dierenarts opereert de hond.

De dierenarts is het onderwerp en die doet iets. Namelijk opereren. Dus is het een actieve zin.

Slide 2 - Diapositive

De fietsenmaker werkt hard.
A
Actief
B
Passief

Slide 3 - Quiz

De bel rinkelt.
A
Actief
B
Passief

Slide 4 - Quiz

De deur wordt snel open gedaan.
A
Actief
B
Passief

Slide 5 - Quiz

Een klein jongetje met een fiets staat huilend voor de deur.
A
Actief
B
Passief

Slide 6 - Quiz

Zijn band werd lek gestoken.
A
Actief
B
Passief

Slide 7 - Quiz

De jongen wordt getroost.
A
Actief
B
Passief

Slide 8 - Quiz

De vriendelijke fietsenmaker plakt snel de band van de jongen.
A
Actief
B
Passief

Slide 9 - Quiz

Zelf zinnen veranderen
Je kunt zelf actieve zinnen veranderen in passieve zinnen. Dat kun je doen door een vorm van het werkwoord "worden" in je zin te stoppen.

VB: Ik plak mijn band. --> Mijn band wordt door mij geplakt.
VB: Ik bezoek de dierentuin. --> De dierentuin wordt door mij bezocht.
VB: Kamiel typt een brief. --> De brief wordt door Kamiel getypt.

Dit gaan we ook even oefenen.

Slide 10 - Diapositive

Mijn zus zet de televisie aan.
= actief. Maak er passief van

Slide 11 - Question ouverte

Ik pak een boterham.
= actief. Maak er passief van

Slide 12 - Question ouverte

Jaap leest een gedicht.
= actief. Maak er passief van

Slide 13 - Question ouverte

Voltooid deelwoorden
Nu nog even oefenen met voltooid deelwoorden. 

Hoe weet je de laatste letter van een voltooid deelwoord? Maak langer!
Bouwen = gebouwd, want bouwde
Verhuizen = verhuisd, want verhuisde
Opereren = geopereerd, want opereerde
Maken = gemaakt, want maakte

Slide 14 - Diapositive

Voltooid deelwoord van gebeuren
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 15 - Quiz

Voltooid deelwoord van rijden
A
gereden
B
gerijd

Slide 16 - Quiz

Voltooid deelwoord van bekeuren
A
bekeurd
B
bekeurt

Slide 17 - Quiz

Voltooid deelwoord van boenen
A
geboend
B
geboent

Slide 18 - Quiz

Voltooid deelwoord van vegen
A
geveegd
B
geveegt

Slide 19 - Quiz

Zelfstandig werken = stil werken
Maak bladzijde 43 + 44 van je werkboek. Je mag niks overslaan. 
Klaar? Spellingsmol (8*) en werkwoordpaard (12*)
Klaar? Weektaak
Klaar? 20 minuten grammaticaklussers (in totaal van de hele week)
Klaar? TaalBlobs
Klaar? Iets voor jezelf

Slide 20 - Diapositive