Instaptoets PWB hoofdstuk 1 -2 Ontwikkeling en gebieden
1 / 14
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Op welke drie manieren ontwikkelen mensen zich? Door te
A
leren, taal en groeien
B
leren, groeien, rijping
C
leren, omgeving, rijping
D
leren, omgeving, groeien
Slide 2 - Quiz
Wat wordt bedoeld met aanleg?
A
omgeving van het kind
B
invloed van ouders/opvoeders
C
dingen die een kind op school leert
D
aangeboren eigenschappen
Slide 3 - Quiz
Wat wordt bedoeld met de fysieke omgeving van een kind?
A
aanwezigheid van broertjes en zusjes
B
manier waarop het huis
is ingericht
C
de buurt of het huis waarin een kind opgroeit
D
de opleiding van de ouders
Slide 4 - Quiz
Welke interne factoren zijn van invloed op de ontwikkeling van een kind?
A
Financiële middelen van de ouders
B
De opleiding van het kind
C
De opleiding van de ouders
D
aangeboren, biologische aanleg
Slide 5 - Quiz
Wat is de emotionele ontwikkeling
A
De ontwikkeling van de eigen gevoelens
B
De ontwikkeling van de zintuigen
C
De ontwikkeling van de beweging
D
De ontwikkeling van kennis en denken
Slide 6 - Quiz
Wat wordt bedoelt met socialisatie?
A
Het aanleren van gedragsregels
B
Het aanleren van de kenmerken van de groep/samenleving.
C
Het aanleren van de taalontwikkeling
D
Het aanleren van sociale vaardigheden
Slide 7 - Quiz
Wat is een ander woord voor lichamelijke ontwikkeling
A
Cognitieve ontwikkeling
B
Sensomotorische ontwikkeling
C
Persoonlijkheids-ontwikkeling
D
taalontwikkeling
Slide 8 - Quiz
Welke leeftijd heeft een kleuter
A
tussen 1 en 2 jaar
B
tussen 3 en 4 jaar
C
tussen 4 en 6 jaar
D
tussen 2 en 3 jaar
Slide 9 - Quiz
Wat is creatief-expressieve ontwikkeling?
A
De ontwikkeling van beweging
B
De ontwikkeling van zelfontplooiing
C
De ontwikkeling van dans en muziek
D
De ontwikkeling van gevoelens
Slide 10 - Quiz
Wat wordt bedoeld met sociaal leren?
A
Het leren op school
B
Het leren van ervaringen
C
Het leren van ouders/opvoeders
D
Het leren door anderen te imiteren
Slide 11 - Quiz
Welke vijf zintuigen zijn er?
A
Ogen, oren, neus, mond, huid
B
Ogen, oren, neus, mond, hersenen
C
Ogen, oren, neus, mond, lichaam
D
Ogen, oren, neus, mond, voelen
Slide 12 - Quiz
Wat wordt bedoeld met temperament?
A
De manier waarop iemand met zijn agressiviteit omgaat
B
De manier waarop een persoon zijn emoties uit
C
De manier waarop iemand met zijn emoties omgaat
D
De manier waarop iemand met tegenslagen omgaat
Slide 13 - Quiz
Wat wordt bedoeld met grove motoriek?
A
Grove motoriek is alles wat je met je lichaam doet
B
Grove motoriek is een ander woord voor knutselen
C
Grove motoriek bestaat uit alle bewegingen met je handen en vingers
D
Grove motoriek is alles wat je doet met je ledematen
