Par 2: de grondbeginselen

Par 2: de grondbeginselen
Open ook bladzijde 32 van je tekstboek.

Deze paragraaf gaat over de grondbeginselen van een rechtsstaat.
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
maatschappijleerMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Par 2: de grondbeginselen
Open ook bladzijde 32 van je tekstboek.

Deze paragraaf gaat over de grondbeginselen van een rechtsstaat.

Slide 1 - Diapositive

Overzicht vorige les
  • Over sommige dingen zijn burgers het stellig met elkaar eens dat het NIET mag. ​
  • Vaak ontstaat er dan een rechtsnorm = vastgelegde regel door de overheid​ 
  • Dit soort regels ontstaan uit een gevoel van wat rechtvaardig is.​ 
  • Dit verschilt per land en per tijd en is dus dynamisch​  (altijd in beweging)
  • We sluiten als burgers als het ware een sociaal contract, door af te spreken dat we als inwoners van een land ons aan deze regels houden.​ 

Doel: Veiligheid, gelijkheid en vrijheid. 
herhaling

Slide 2 - Diapositive

Ga op zoek naar een regel die vroeger in Nederland bestond en nu NIET meer. Schrijf je antwoord hieronder op.

Slide 3 - Question ouverte

Lesdoelen
1. Uitleggen wat de drie basisbeginselen van een rechtsstaat zijn.
2. Uitleggen wat ieder basisbeginsel inhoudt.
3. De basisbeginselen toepassen op de actualiteit

Slide 4 - Diapositive

De basisbeginselen
1. Verdeling van de macht
2. Grondrechten zijn vastgelegd in een grondwet
3. De macht van van de overheid wordt beperkt door het legaliteitsbeginsel


Rechtsstaat: een land waarin burgers door middel van grondrechten worden beschermd tegen willekeur en machtsmisbruik van de overheid.

Slide 5 - Diapositive

Trias politica - scheiding der machten

Slide 6 - Diapositive

De _______ macht is verantwoording verschuldigd aan de wetgevende macht. De _______ macht is verantwoording schuldig aan de burgers. De burgers hebben invloed op de wetgevende macht door middel van _______.
De _______ macht controleert vervolgens de uitvoering van de wetten en regelgeving en treedt op als _______ bij conflicten tussen machten. De rechterlijke macht wordt gecontroleerd door de uitvoerende macht die de rechterlijke macht organiseert.
verkiezingen
wetgevende
rechterlijke
uitvoerende
scheidsrechter

Slide 7 - Question de remorquage

2

Slide 8 - Vidéo

00:00
De Nederlandse grondwet
Luister goed naar het filmpje dat gaat over het ontstaan van onze grondwet en let vooral op de jaartallen, je zult hierover straks een vraag krijgen.

Slide 9 - Diapositive

06:00
Sleepvraag
Sleep op de volgende pagina de verschillende antwoorden naar de juiste jaartallen

Slide 10 - Diapositive

1848
1917
1983
1814
Eerste grondwet
Tweede kamer wordt rechtstreeks gekozen
Invoering sociale grondrecten
Invoering algemeen kiesrecht (voor mannen)

Slide 11 - Question de remorquage

Klassieke grondrechten 

1. Gaat over vrijheid en gelijkheid
2.de eerste 18 grondrechten van de grondwet
3. je kunt deze afdwingen via de rechter
Sociale grondrechten

1. zijn in 1983 toegevoegd
2. gaan over het recht op bepaalde voorzieningen die je zou moeten hebben (werk, zorg, onderwijs, woning, etc.)
3. je kunt deze niet afdwingen via de rechter
Uitleg klassiek vs sociaal

Slide 12 - Diapositive

2

Slide 13 - Vidéo

01:00
1. Over welk grondrecht gaat deze video? Gebruik eventueel de grondwetpagina uit par 2 van je WB.

Slide 14 - Question ouverte

01:22
Gaat het hier om een klassiek of sociaal grondrecht?
A
klassiek
B
sociaal

Slide 15 - Quiz

Legaliteitsbeginsel
De overheid mag alleen beperkingen opleggen aan de vrijheid van burgers als dit is vastgelegd in de wet.

Dit zie je terug in de volgende bepalingen:​

  • Strafbaarheid  iets is pas strafbaar als het in de wet staat​ 
  • Strafmaat  Maximale straffen​ 
  • Ne bis in idem beginsel  Je kunt niet 2x keer ​
voor hetzelfde worden vervolgd.

Slide 16 - Diapositive

Ik kan nu uitleggen wat de drie basisbeginselen van een rechtsstaat zijn
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quiz

Ik kan uitleggen wat de drie basisbeginselen inhouden
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quiz

Ik kan de basisbeginselen toepassen op de actualiteit
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quiz