Kapitel 1 - Lektion 1

Willkommen
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Willkommen

Slide 1 - Diapositive

Heute: 
Start Learnbeat
Erklärung dieses Jahr 
Uitleg Grammatik A
Je maakt Lektion 1

Slide 2 - Diapositive

Grammatik A: 
grammatica
Ik kan de voltooid tegenwoordige tijd van zowel sterke als zwakke werkwoorden gebruiken
Seite 12

Slide 3 - Diapositive

Das Perfekt ( de voltooide tijd)
Es gibt zwei Sorten :
- Schwache Verben : als de stamklinker niet verandert in de verleden tijd, is het werkwoord zwak. Hierbij eindigt het werkwoord op –t of –et.
- Starke Verben: als de stamklinker wel verandert in de verleden tijd, is het werkwoord sterk. Hierbij eindigt het werkwoord op –en

Slide 4 - Diapositive

Das Perfekt --> schwach
3 Möglichkeiten:

1: ich habe gewohnt
2: ich habe geredet
3: ich habe trainiert ( werkwoorden met –ieren op het einde)

Slide 5 - Diapositive

Das Perfekt --> stark
1: ich habe gelesen ( vorm van haben )
2: ich bin gefahren ( vorm van sein)

haben: het grootste gedeelte van de werkwoorden hebben haben als hulpwerkwoord
sein: werkwoorden die een beweging uitdrukken, hebben ‘sein’ als hulpwerkwoord.

Slide 6 - Diapositive

Let op: 
Veel zwakke en sterke werkwoorden hebben haben als hulpwerkwoord. 
Werkwoorden met een beweging hebben 'sein' als hulpwerkwoord. 

ich bin gelaufen 
wir sind viel gereist

Slide 7 - Diapositive

Scheidbaar / niet scheidbaar
scheidbaar -> ge- tussen voorvoegsel en de stam 
niet-scheidbaar -> niet gesplitst en krijgen geen ge- 

Slide 8 - Diapositive

Scheidbaar 
zwak: abholen - abgeholt (ophalen)
sterk: aufstehen - aufgestanden (opstaan) 

Slide 9 - Diapositive

Niet- scheidbaar
zwak: besuchen - besucht (bezoeken)
sterk: empfehlen - empfohlen (aanbevelen)

Slide 10 - Diapositive

Het voltooid deelwoord van kaufen
A
gekauft
B
kauft
C
kauf
D
gekauft

Slide 11 - Quiz

Wie lange .......... du am Montag ..........?
timer
0:20
A
hat trainiert
B
hast trainiert
C
haben getrainiert
D
hat trainieren

Slide 12 - Quiz

Ich habe Fußball ……
A
geseht
B
gesehen

Slide 13 - Quiz

Perfekt: reisen
Du ............ immer mit dem Flugzeug......, stimmt's?
A
hast gereist
B
hast gereisen
C
bist gereist
D
bist gereisen

Slide 14 - Quiz

Online inloggen kan nog niet
Je maakt dus paragraaf 1 nog in het boek. 

Slide 15 - Diapositive