H3 Woche 38

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Willkommen

Woche 38

Die Planung

- Kurzes Video

- Die Hausaufgaben besprechen

- De voltooid tegenwoordige tijd (das Perfekt)

- Die Vokabeln wiederholen

- Zeit für die Hausaufgaben

- Portfolio

Letzte Woche: 

- Lektion 1

- Hören 

- Grammatik

Schwierige Wörter im Video

- die Schwerelosigkeit

- die Einverständniserklärung für Körperverletzung

- der Schwebezustand

- die Schwerkraft

- beeindruckt (das Gefühl der Schwerelosigkeit hat alle schwer beeindruckt)

Die Vokabeln wiederholen

Lektion 2

Spreek na!

Overhoor elkaar!

Portfolio

Erklärung

Die Hausaufgaben

Aufgabe 8 & 9 besprechen

Gibt es noch Fragen?

Voltooid deelwoord

Das Perfekt 

Wie macht man das auf Deutsch?

Was brauchst du?

Form van haben oder sein

Zwak of sterk

zwak: Ich habe gewohnt. – Ich bin gereist / sterk: Ich habe geschlafen – Ich bin gegangen.

  

Je gebruikt sein in de voltooid tegenwoordige tijd met werkwoorden die een beweging aangeven --> Ich bin geschwommen.

Vaak is het hulpwerkwoord in het Nederlands & het Duits hetzelfde!

Uitzonderingen

Begint het werkwoord met ver-, be- of ge- of eindigt deze op -ieren?

Dan maak je het voltooid deelwoord als volgt: stam + t

Ich habe ein Eis bestellt; ich habe eine Party organisiert.

Werkwoorden met voorvoegsel

Lijkt op het Nederlands!

Scheidbaar: bij vervoegen in 2en splitsen: -ge- tussen voorvoegsel (= een voorzetsel) en stam 

Scheidbaar: 

> zwak (abholen): ich habe dich ab-ge-holt

> sterk (aufstehen): ich bin auf-ge-standen

Werkwoorden met voorvoegsel

Uit elkaar halen of niet?

Deze werkwoorden worden niet gesplitst!

Niet-scheidbaar: 

> zwak (besuchen): ich habe dich besucht

> sterk (empfehlen): ich habe das empfohlen

Arbeitsblatt

Sprechaufgabe Perfekt

Aufgabe 12 (Seite 15)

Die Vokabeln

Lektion 2

passieren

1. passen
2. gebeuren
3. krijgen

außerdem

recht haben

die Sehenswürdigkeit

wach

verpassen

erhalten

weit

missen

ver

krijgen

wakker

Die Antworten

passieren - gebeuren

außerdem - bovendien

recht haben - gelijk hebben

die Sehenswürdigkeit - de bezienswaardigheid

wach - wakker

weit - ver

verpassen - missen

erhalten - krijgen, ontvangen

Die Vokabeln: Auf. 2 (Seite 17)

Aufgabe 10

Sprechen

Fragewörter + Perfekt

Hören: Auf. 2 b/z 4 (Seite 17)

Fertig? Aufgabe 8 (Seite 21)

Gebruik je kleine grammatica boekje!