Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 90 min
Éléments de cette leçon
Examentraining
1. Tekst training
2. Woordenboek training
3. Woordenschat oefenen
4. Maak een oefen examen
Slide 1 - Diapositive
Words you should know!
- Signaal woorden
--> leer meer via de link in classroom
Slide 2 - Diapositive
besides
In addition to this
Consequently
Therefore
On the contrary
Daarbij
Daarnaast
Daarom
Daarentegen
dus
Slide 3 - Question de remorquage
For instance
In addition
Nevertheless
Rather than
Unless
Daarbij/toevoeging
Bijvoorbeeld
Niettemin
Liever dan/ eerder
Tenzij
Slide 4 - Question de remorquage
Practice
1. Open classroom
2. Voeg de groepscode toe
3. Schrijf je naam op het examentraining boekje
Slide 5 - Diapositive
Signaal woorden - tekst 1+2
Een signaalwoord is een woord of woordgroep waarmee een bepaald verband wordt aangegeven tussen verschillende alinea’s of zinnen. Door signaalwoorden kun je als lezer ‘signaleren’ dat er in de tekst sprake is van bijvoorbeeld een tegenstelling, een chronologisch verband of een oorzaak en gevolg.
Slide 6 - Diapositive
Tekst relaties - tekst 3
Bekijk de video Tekstverbanden
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Vidéo
Scannen - tekst 4
Je kijkt naar dikgedrukte of schuingedrukte tussenkopjes en leest alleen de alinea waar je de gevraagde informatie verwacht.
Slide 9 - Diapositive
Intensief lezen - tekst 5
Je gebruikt de leesstrategie intensief lezen als je een tekst helemaal wil begrijpen. Je gaat de tekst helemaal lezen en zo nodig zoek je de betekenis van moeilijke woorden op. Je kijkt hoe alinea’s met elkaar samenhangen en doorziet zo de structuur van de tekst.
Slide 10 - Diapositive
Hoofdgedachte - tekst 6
Als je op zoek bent naar de hoofdgedachte van een tekst, zoek je naar de belangrijkste informatie die de schrijver over het onderwerp geeft. Als je dat in één of twee zinnen navertelt, heb je de hoofdgedachte te pakken!
Slide 11 - Diapositive
Gaten teksten - tekst 8
Een gatentekst is een tekst waarin woorden of woordgroepen ontbreken. Op de plaats van de ontbrekende woorden bevindt zich een lege ruimte. In die lege ruimte moet het ontbrekende woord worden ingevuld.
Slide 12 - Diapositive
Pauze
timer
10:00
Slide 13 - Diapositive
Woordenboek training
Oefen met het opzoeken van woorden. Hoe vaker je dit doet, hoe sneller je het kan. Dit kan veel tijd schelen tijdens het examen.