Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 120 min
Éléments de cette leçon
Plattengrond
Slide 1 - Diapositive
docs.google.com
Slide 2 - Lien
Lesplanning
Terugblik fotosynthese
Theoriekaart 3 + 4 uitleg
Factsheet opdracht!
Slide 3 - Diapositive
Leg in je eigen woorden uit wat fotosynthese is.
Slide 4 - Question ouverte
Fotosynthese
Slide 5 - Diapositive
fotosynthese
planten maken voedsel doormiddel van fotosynthese.
in alle groene delen van de plant vind dit plaats.
Slide 6 - Diapositive
4. Welke plant doet er niet aan fotosynthese?
A
Gras
B
Algen
C
Mos
D
Alle antwoorden doen aan fotosynthese
Slide 7 - Quiz
5. Wat is een voordeel van fotosynthese voor dieren?
Slide 8 - Question ouverte
Factsheet
Lees de opdracht factsheet op classroom
Over 5 min nabespreken (Stilte)
Vraag: "Wat is een factsheet?"
Een factsheet is een grote poster met allemaal feiten over een bepaald onderwerp. Met behulp van de factsheet maak je dus al een samenvatting!
timer
5:00
Slide 9 - Diapositive
Aan de slag
Wat: Opdracht factsheet classroom met blaadjes van mij
Hoe lang: 10 min
Hoe: Maak het zo mooi en duidelijk mogelijk!
Klaar? Start met lezen + maken theoriekaart 3
De vakjes die af moeten: plantencel & fotosynthese
Slide 10 - Diapositive
Aan de slag
X
X
Slide 11 - Diapositive
Leerdoelen
Je kunt aangeven wat een orgaan is bij een plant en dier en benoemt voorbeelden. Daarnaast kun je de functie van de organen in een plant benoemen en kun je uitleggen waarvoor huidmondjes dienen.
Je benoemt wat de verschillen zijn tussen kruidachtige- en houtachtige planten.
Je benoemt hoe en waar de opwaartse en neerwaartse sapstroom plaatsvinden en wat het verschil is tussen beide sapstromen.
2. Welk onderdeel zorgt voor de voortplanting van een plant?
A
Stengel
B
Bloem
C
Blad
D
Wortel
Slide 18 - Quiz
4. Deze plant valt om zonder water.
A
Houtachtige plant
B
Kruidachtige plant
Slide 19 - Quiz
7. Opwaartse sapstroom vindt plaats in de...
A
Houtvaten
B
Bastvaten
Slide 20 - Quiz
Leerdoelen behaald?
Je kunt aangeven wat een orgaan is bij een plant en dier en benoemt voorbeelden. Daarnaast kun je de functie van de organen in een plant benoemen en kun je uitleggen waarvoor huidmondjes dienen.
Je benoemt wat de verschillen zijn tussen kruidachtige- en houtachtige planten.
Je benoemt hoe en waar de opwaartse en neerwaartse sapstroom plaatsvinden en wat het verschil is tussen beide sapstromen.