pv tt
werkwoordspelling
persoonsvorm
tegenwoordige tijd
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1-3
Cette leçon contient 21 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
werkwoordspelling
persoonsvorm
tegenwoordige tijd
Slide 1 - Diapositive
Welkom!
Nederlands
4 oktober 2023
Slide 2 - Diapositive
Waarom doen we dit?
1) Werkwoorden kun je alleen maar goed spellen, als je weet met welke vorm van het werkwoord je te maken hebt:
fout: dat gebeurd nooit goed: dat gebeurt nooit
fout: dat is nog nooit gebeurt goed: dat is nog nooit gebeurd
2) Het is verplichte stof
Slide 3 - Diapositive
Hoe herken je een persoonsvorm (pv)?
Slide 4 - Diapositive
persoonsvorm herkennen
1) past zich aan aan het onderwerp
Ik koop een ijsje.
Hij koopt een ijsje.
2) verandert mee met de tijd
Ik heb een ijsje.
Gisteren had ik een ijsje.
3) staat vooraan wanneer je er een vraagzin van maakt
Jij eet een ijsje.
Eet jij een ijsje.
Slide 5 - Diapositive
persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud
(pv-tt-ev)
Doel:
- Je leert hoe je de persoonsvorm van een werkwoord schrijft.
- Je kent de begrippen tegenwoordige tijd en ik-vorm.
- Je kent het begrip hij-vorm.
- Je kent het begrip wij-vorm.
Slide 6 - Diapositive
persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud
(pv-tt-ev)
Twee vormen:
- ik-vorm
- hij-vorm
Slide 7 - Diapositive
pv-tt-ev ik-vorm
De stam van een werkwoord is het werkwoord zonder -en aan het eind.
Soms zijn de ik-vorm en de stam hetzelfde, maar vaak moet je de stam aanpassen om de ik-vorm goed te spellen.
Soms zijn de ik-vorm en de stam hetzelfde, maar vaak moet je de stam aanpassen om de ik-vorm goed te spellen.
Slide 8 - Diapositive
werkwoord stam ik-vorm
lachen lach lach
lopen lop loop
zweven zwev zweef
reizen reiz reis
Let op bij s-z woorden en f-v woorden.
Slide 9 - Diapositive
Wanneer gebruik je de ik-vorm?
- Als ik het onderwerp is: Ik loop door het bos.
Loop ik door het bos?
- Als je of jij achter de pv staat:
Loop jij door het bos?
Krijg jij een ijsje?
- Bij de gebiedende wijs (bevel, let op uitroepteken)
Kom hier!
Maak je huiswerk!
Slide 10 - Diapositive
pv-tt-ev hij-vorm
- De hij-vorm maak je door t achter het werkwoord te schrijven:
Hij loopt
Hij fietst
Hij slaapt
Slide 11 - Diapositive
Wanneer gebruik je de hij-vorm?
- Als hij of zij het onderwerp is: Hij loopt door het bos.
- Bij personen of dingen in het enkelvoud.
Het personeel ontvangt een bonus.
De stoel staat in de keuken.
- Als je of jij onderwerp is en voor de pv staat:
Jij verft de deur.
Je helpt mij goed vandaag.
Slide 12 - Diapositive
werkwoorden op -d
Veel mensen maken fouten met werkwoorden met stam op -d.
- Probleem 1: je hoort een t, maar schrijft een d: ik word
- Probleem 2: de d blijft staan, ook als er t achter komt: jij wordt
Bij twijfel, gebruik het werkwoord lopen.
Slide 13 - Diapositive
persoonsvorm tegenwoordige tijd meervoud
(pv-tt-mv)
- Heeft maar één vorm: de wij-vorm
- De wij-vorm maak je door het hele werkwoord te schrijven:
Wij lopen
Jullie fietsen
Zij rennen
Slide 14 - Diapositive
Wanneer gebruik je de wij-vorm?
- Als wij, jullie of zij het onderwerp is: Wij klimmen in een boom.
Jullie lopen door de stad.
Zij zwemmen in de rivier.
- Bij personen of dingen in het meervoud.
De leerlingen krijgen hun rapport.
De schoenen staan in de kast.
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
maken
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Zelfstandig werken
Maken opdracht 4 t/m 6
timer
15:00
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
afsluiten
- Hoe herken je een pv?
- Wanneer gebruik je de ik-vorm?
- Wat is het verschil tussen de ik-vorm en de stam?
