5h se1

1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Bij welke productie maakt de producent maximale winst?
A
110 000
B
180 000
C
50 000
D
220 000

Slide 2 - Quiz


Welke prijs per product vraag de monopolist als hij streeft naar maximale winst?
A
120 000
B
60 000
C
150 000

Slide 3 - Quiz

Bij welke productie maakt de producent maximale omzet?
A
110 000
B
180 000
C
150 000
D
220 000

Slide 4 - Quiz

Bij welke productie wordt de hoogst mogelijk break-even omzet behaald
A
180 000
B
400 000
C
110 000
D
150 000

Slide 5 - Quiz

De variabele kosten zijn hier
A
Proportioneel
B
progressief
C
Degressief
D
zowel progressief en later degressief

Slide 6 - Quiz

De omzet is maximaal bij een prijs van
A
1.400
B
0
C
1.200
D
600

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Arceer het consumenten- en het producentensurplus als de producent streeft naar maximale winst

Slide 9 - Question ouverte

De marktvorm is
A
Volkomen concurrentie
B
monopolie
C
oligopolie
D
monopolistische concurrentie

Slide 10 - Quiz

Bij een prijsstijging van 2,3% stijgt de omzet met 1%. Dit product is...
A
Prijselastisch
B
prijsinelastisch

Slide 11 - Quiz

Bij een prijsdaling van 2,5% neemt de gevraagde hoeveelheid toe van 2.200 naar 2.300. De prijselasticiteit is...
A
-1,8
B
-1,2
C
-0,8
D
+1,2

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

Dit is een
A
Constante waarde spel
B
Simultaan spel
C
Nash evenwicht
D
Sequentieel spel

Slide 14 - Quiz

De uitkomst voor speler 2 in het nash evenwicht is...
A
80
B
0
C
150
D
50

Slide 15 - Quiz

Dit spel moet opgelost worden met de manier
A
streepjes methode
B
beste reactie analyse
C
achterwaartse inductie
D
speltheorie

Slide 16 - Quiz

Voorwaarden voor prijsdiscriminatie zijn (meerdere zijn goed)
A
Er moet een prijselastische vraag zijn
B
De producten moeten niet onderling verhandelbaar zijn
C
De marktvorm moet monopolie zijn
D
je moet groepen klanten met een verschillende betalingsbereidheid kunnen onderscheiden

Slide 17 - Quiz

de accijns is
A
€ 15
B
iets minder dan € 15
C
ongeveer € 25
D
€ 40

Slide 18 - Quiz

De evenwichtsprijs stijgt met
A
€ 15
B
iets minder dan € 15
C
ongeveer € 25
D
€ 40

Slide 19 - Quiz

De oppervlakte die de
accijnsopbrengst weergeeft is...
A
C
B
P
C
O
D
W

Slide 20 - Quiz

Het welvaartsverlies is oppervlakte
A
C
B
P
C
O
D
WV

Slide 21 - Quiz

Een minimumloon zorgt voor een
A
verandering van de aanbodlijn
B
aanbodoverschot
C
surplustoename
D
Vraagoverschot

Slide 22 - Quiz

vraag op de arbeidsmarkt komt van
A
de beroepsbevolking
B
de werkgelegenheid
C
vacatures
D
de bedrijven

Slide 23 - Quiz

aanbod op de arbeidsmarkt komt van...
A
werkzoekenden
B
werkenden en werkzoekenden, zonder zzp-ers
C
werkenden, werkzoekenden en ook de zzp-ers

Slide 24 - Quiz

De uitkomst bij het Nash evenwicht is....
A
-10, -5
B
55, 0
C
50,30
D
100,0

Slide 25 - Quiz

Massif heeft een dominante strategie
A
Juist
B
onjuist
C
Ligt aan het nash evenwicht

Slide 26 - Quiz

Er is bij het spel (COMPAX) .... sprake van een gevangenendilemma
A
Wel
B
geen
C
Kan, niet in alle oplossingen is dat zo
D
100,0

Slide 27 - Quiz

Een CAO geldt voor
A
Alle inwoners van Nederland (die werken in loondienst)
B
alle werknemers en zelfstandigen
C
alle werknemers in een bepaalde sector, zodra hij algemeen verbindend is verklaard
D
Alle werknemers in een bedrijfstak als er geen sprake is van meeliftgedrag

Slide 28 - Quiz

Je ziet hier...
A
Een minimumprijs van € 35
B
Een maximumprijs van € 35
C
Een minimumprijs van 30
D
Een minimumhoeveelheid van 62,5

Slide 29 - Quiz

De oppervlakte + is
A
De toename van de omzet
B
toename van het consumentensurplus als de overheid het overschot opkoopt
C
De totale overheidsuitgaven
D
het welvaartsverlies

Slide 30 - Quiz