Herhaling tijdvak 2 (Havo 1)

Tijdvak 2 (Herhaling)
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Tijdvak 2 (Herhaling)

Slide 1 - Diapositive

Hoe heet tijdvak 2 en van wanneer tot wanneer liep deze?

Slide 2 - Question ouverte

Stadsstaten KA4
In 750 v.Chr ontstonden in Griekenland stadstaten: Polis. Deze staten waren gescheiden door water en bergen. Athene en Sparta waren de grootste poleis. Iedere polis had zijn eigen bestuur met eigen wetten en regels. Alle Grieken spraken dezelfde taal, hadden dezelfde goden en dezelfde bouwstijl. Men was het meeste verbonden met de eigen polis in plaats van met heel Griekenland. 

Slide 3 - Diapositive

Ongelijkheid KA4
In Griekenland hadden mensen verschillende rechten. Er was ongelijkheid tussen vrije mensen en slaven. Slavernij was heel normaal. Als slaaf was je eigendom en had je geen bezit. Ook waren er verschillen tussen vrije mensen. Rijke mannen hadden burgerrecht waardoor zij mochten meebeslissen in de politiek. Arme mannen, vrouwen en vreemdelingen mochten dit niet. 

Slide 4 - Diapositive

Politiek in Athene KA4
Onder politiek verstaan wij alles wat met het besturen van een land of stad te maken heeft. De eerste poleis hadden een monarchie (koning aan de macht). Omdat rijke mannen inspraak wilden hebben en hierom vochten kwam de aristocratie. Hierin regeerden een aantal rijke mannen. Soms pakte een van deze mannen de macht: tirannie. Ook gewone burgers die voor Athene vochten wilden inspraak. Daarom kwam de democratie. Vrije mannen boven de 18 mochten nu meebeslissen in het bestuur. 

Slide 5 - Diapositive

Politiek in Sparta KA4
Spata en Athene hadden een volksvergadering waarin mannen hun mening mochten zeggen. In Sparta waren dit mannen boven de 30. Onder de 30 zaten mannen in het leger. De volksvergadering koos jaarlijks vijf mannen voor het dagelijkse bestuur. Ook waren er twee koningen die een deel van het leger bestuurden. De koningen werden gecontroleerd door het dagelijkse bestuur. 

Slide 6 - Diapositive

Griekse goden KA6
Grieken geloofden in meerdere goden: Polytheïsme. Alle goden en godinnen hadden een eigen taak, bijvoorbeeld het besturen van regen. De Griekse goden vormden een familie en leken net mensen. Ze hadden emoties als mensen, maar waren wel onstervelijk. Goden werden vereerd bij altaren, waarbij offers werden gegeven.Later werden er tempels gebouwd. Iedere stad had een eigen beschermgod(in). Ook werden er feesten en de Olympische Spelen ter vereering gehouden. Boodschappen van de goden konden worden vertaald door een orakel.  Een verhaal over een god noemen we een Mythe. 

Slide 7 - Diapositive

Noem een Griekse god en de taak van deze god.

Slide 8 - Question ouverte

Griekse cultuur KA6
Een cultuur is wat door een samenleving wordt gemaakt en bedacht, zoals kunst maar ook wetenschap. De Griekse beelden moesten er perfect uitzien en stelden sporters of goden voor. Gebouwen moesten ook perfect zijn, waarvoor wiskunde werd gebruikt. In de wetenschap ging men verklaringen zoeken, voor bijvoorbeeld ziektes. Onder wetenschap verstaan we het verzamelen van kennis door te bestuderen. Er werd onderzocht in de natuur en in het doen en laten van mensen. Mensen die nadenken over andere mensen heten filosofen. Zij stelden veel vragen aan mensen om erachter te komen waarom mensen bepaalde dingen deden.

Slide 9 - Diapositive

Griekse kolonies KA6
Er was te weinig voedsel en vruchtbare grond in Griekenland. Daarom gingen sommige mensen op expedities om land te vinden. Het stichtten van deze nederzettingen noemen we kolonisatie. De Grieken nemen hun cultuur mee en gaven deze over aan de vreemdelingen (barbaren). Onder Alexander de Grote werd kunst uit zijn gehele rijk samengevoegd. De kunst werd groter en dramatischer. Deze stijl heet het hellenisme.

Slide 10 - Diapositive

Begrippen
Aristocratie, Barbaar, Burgerrecht, Cultuur, Democratie, Filosoof, Griekse goden, Hellenisme, Kolonisatie, Monarchie, Mythe, Olympische Spelen, Ongelijkheid, Orakel, Polis (meervoud: Poleis), Slavernij, Tirannie en Wetenschap. 

Slide 11 - Diapositive

Rome ontstaat KA5
In de 8e eeuw v.Chr ontstaat Rome en de bevolking groeit snel. De stad werd lang bestuurd door een koning. In 509 v.Chr veranderd dit. De koning wordt de stad uitgejaagd en rijke families vormen de senaat en twee consuls.  De senaat was een vergadering die stemden over wetsvoorstellen. De consuls leiden de senaat en stelden wetten voor. Deze bestuursvorm noemden de Romeinen 'Res publica': een republiek. 

Slide 12 - Diapositive

Het Romeinse rijk KA5
De Romeinen willen hun rijk uitbreiden voor meer macht, roem en rijkdom. Hiermee beginnen zij in de 4e eeuw v.Chr en ze zijn hier goed in. Het rijk wordt zo groot dat het Romeinse Rijk ontstaat. Het Romeinse leger was heel sterk. Ze hadden goede wapens en training. Het leger was goed georganiseerd en de Romeinen hielden van vechten. In veroverde gebieden werden bondgenootschappen gevormd om samen te werken.

Slide 13 - Diapositive

Leven in het Romeinse Rijk KA5
De meeste mensen woonden op het platteland als vrij boeren. Deze mannen moesten vechten in het leger. De familie bleef vaak achter en werd arm. Deze families trokken naar de stad om werk te vinden. Sommige mensen hadden veel grond en dit zijn grootgrondbezitters. Hier bouwden zij grote bedrijven met een villa om zelf in te wonen. Boeren en slaven deden het werk op het land en de familie werd rijk van dit. 

Slide 14 - Diapositive

Leven in Romeinse stad KA5
Steden groeide door de verarmde boeren die hierheen kwamen. Deze verarmde boeren heten proletariërs. Zij waren afhankelijk van de rijkste burgers, de nobiles. Door veroveringen groeide de handel en ook de steden. De verschillen tussen rijk en arm waren heel groot. De armen wilden ook inspraak op het bestuur, om voor zichzelf op te komen. Vele opstanden braken uit. 

Slide 15 - Diapositive

Romeinse keizerrijk KA5
Door de vele veroveringen was het leger te klein geworden. Dit werd opgelost door de invoering van een beroepsleger. Deze soldaten werden via belastingen betaald, en het werd een baan. Deze soldaten waren trouw aan hun generaals, en niet zo veel aan Rome. Door de onrust in Rome kan Julius Caesar makkelijk de macht pakken met zijn leger. Hij werd een dictator (alleenheerser). Omdat de senaat macht verliest vermoorden zij Caesar. Er breken weer burgeroorlogen uit en Caesar's geadopteerde zoon wint deze. Augustus neemt de naam Caesar aan, wat keizer gaat betekenen. De republiek werd een keizerrijk.  

Slide 16 - Diapositive

Romeinse vrede KA7
Onder keizer Augustus is er een lange periode van vrede: de Pax Romana. De handel en welvraart groeit in deze tijd enrom. Na de dood van Augustus willen nieuwe keizers het rijk weer uitbreiden.  In 177 v.Chr ik het Romeinse Rijk het grootste. Langs de grenzen kwam een verdedigingslinie: limes. Soldaten moesten dit beschermen. De Rijn werd hiervan de grens, omdat de romeinen de Germanen niet konden verslaan

Slide 17 - Diapositive

Romeinse cultuur KA6
Na de verovering van Griekenland nemen de Romeinen veel van deze cultuur over. De kunst en ook goden werden samengevoegd. Het samengaan van deze culturen heet de Grieks-Romeinse cultuur. Deze cultuur moesten mensen in veroverde gebieden overnemen om Romeins burgerrecht te krijgen. Dit noemen we Romaniseren (romeins maken).  Had je burgerrecht gekregen viel je onder het Romeinse recht.

Slide 18 - Diapositive

Ontstaan Christendom KA8
Veroverde gebieden mochten vaak hun geloof houden. In Judea was dit het Jodendom. Dit geloof was anders, omdat zij maar één god hadden: monotheïsme. De Joden geloofden dat er een verlosser zou komen die hen een helig land zou geven. Sommigen joden geloven dat dit Jezus van Nazareth is. Deze volgelingen noemden zichzelf christenen en het Christendom ontstond.  Joodse leiders waren bang voor Jezus en lieten hem kruisigen. Volgelingen van Jezus schreven zijn leven op. Deze verhalen vormen de Bijbel, het heilige boek voor christenen.

Slide 19 - Diapositive

Romeinen en christenen KA8
Romeinen zagen eerst geen bedreiging in de christenen, totdat zij de Romeinse keizer niet als god wilden vereren. Dit bracht de Romeinse eenheid in gevaar. Christenen werden vervolg en het geloof werd verboden. Toch namen de volgelingen toe. In 313 stopten de vervolgingen daarom en christenen mochten hun geloof uitten. Overal werden kerken gebouwd. Keizers werden ook christen en het christendom werd de staatsgodsdienst.

Slide 20 - Diapositive

Begrippen
Beroepsleger, Bijbel, Bondgenootschap, Burgerrecht, Christendom, Consul, Dictator, Germanen, Grieks-Romeinse cultuur, Grootgrondbezitter, Jodendom, Keizer, Kerk, Monotheïsme, Nobiles, Pax Romana, Proletariër, Republiek, Romanisering, Romeins Recht, Romeinse Rijk, Senaat en Villa 

Slide 21 - Diapositive