Over taal blok 4-6 les 3

Over taal en woordenschat
Lezen 
De gevoelswaarde van woorden
Leenwoorden 
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Over taal en woordenschat
Lezen 
De gevoelswaarde van woorden
Leenwoorden 

Slide 1 - Diapositive

Lezen

Slide 2 - Diapositive

Over taal en woordenschat
Waarom is het belangrijk je woordenschat te vergroten?

Je weet wat wordt bedoeld met de gevoelswaarde van woorden en kan deze benoemen.

Slide 3 - Diapositive

Spaties
  • Een spatie tussen woorden kan veel effect hebben.
  • De meeste woorden in het Nederlands schrijf je aan elkaar.
  • Tenzij je iets anders bedoelt.

Slide 4 - Diapositive

Leg het verschil uit tussen 'meergranenbrood' en 'meer granenbrood'.

Slide 5 - Question ouverte

Stefan had grootse plannen en weinig tijd, dus hij moest ... te werk gaan.
A
talloos
B
absoluut
C
complex
D
efficiënt

Slide 6 - Quiz

Elke maand ... Niels zijn databundel.
A
beslist
B
overschrijdt
C
realiseert
D
beschikt

Slide 7 - Quiz

Wilders noemde in 2011 een politicus van de PvdA een schoothondje.
Welke gevoelswaarde hoort hierbij?

Slide 8 - Question ouverte

Moedertaal, vreemde taal, tweede taal
- Moedertaal: vanaf je geboorte

 - Vreemde taal: school/vakanties

- Tweede taal: Bijna zo goed als je moedertaal

Marc spreekt Engels met zijn vrienden en familie, op zijn werk is alles in het Frans en op school heeft hij Duits geleerd. 

Slide 9 - Diapositive

Marc spreekt Engels met zijn vrienden en familie, op zijn werk is alles in het Frans en op school heeft hij Duits geleerd.

Wat is zijn moedertaal?
A
Engels
B
Frans
C
Duits
D
Nederlands

Slide 10 - Quiz

Marc spreekt Engels met zijn vrienden en familie, op zijn werk is alles in het Frans en op school heeft hij Duits geleerd.

Wat is zijn tweede taal?
A
Engels
B
Frans
C
Duits
D
Nederlands

Slide 11 - Quiz

Taalontwikkeling

Slide 12 - Diapositive

Taalontwikkeling
Woorden verdwijnen:
1. dingen bestaan niet meer (porder > iemand die mensen wakker maakte)
2. Woorden raken uit de mode (mieters, gaaf)


Woorden ontstaan:
1. Nieuwe uitvindingen (coronavirus)
2. Nieuwe samenstellingen (anderhalvemetermaatschappij)
3. Leenwoorden uit een andere taal (magazine, talkshow)

Slide 13 - Diapositive

Al af:

Blok 4 > Over taal > opdracht 1, 2, 4 en 7

Blok 5 > Over taal > opdracht 1 en 2



Nu nog maken:


Blok 5 > Over taal > opdracht 3 

Blok 6 > Over taal > opdracht 2 

Slide 14 - Diapositive