Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
programme de la leçon
Chapitre 3
LE BILAN
Slide 1 - Diapositive
bienvenue à la leçon de français.
On va commencer..
Dit is een oefentoets, een diagnostische toets.
Gaar naar lessonup.app
voer de code die onderaan op je scherm verschijnt
Camera's aan svp.
Slide 2 - Diapositive
TOETSWEEK 3
We oefenen voor de Toetweek 3
TOETS CHAP 3 op
Donderdag 1 april .
Leerwerk? Leren:
voca A,B,E,F, H (alles) /
Grammatica C,J. (Futur simple et proche/ vraag stellen met en zonder vraagwoord)
Slide 3 - Diapositive
oefenen
Slide 4 - Diapositive
Kies de juiste vertaling: les matières
A
de schoolvakken
B
de beroepen
Slide 5 - Quiz
Kies de juiste vertaling: le métier
A
het schoolvak
B
het beroep
Slide 6 - Quiz
oefenen
Slide 7 - Diapositive
Aujourd'hui
Hier
Demain
Présent
passé composé
Futur
Slide 8 - Question de remorquage
De futur... Deze vorm gebruik je om te vertellen ...
A
wat er in de toekomst zal gebeuren
B
Hoe het in het verleden was.
C
Wat er in het verleden is gebeurd
Slide 9 - Quiz
De futur proche betekent de nabije toekomst in het Nederlands. Hoe vorm je de 'futur proche'?
A
een vorm van gaan (aller) + hele werkwoord
B
Hele werkwoord + uitgangen (ai,as,a,ons,ez,ont)
Slide 10 - Quiz
voorbeelden van futur proche (NABIJE toekomst)
De toekomst die NABIJ is , dus de toekomst die met zekerheid GAAT gebeuren.
Futur proche= vorm van GAAN + hele werkwoord
1- ik GA eten : Je vais manger
2- Jij GAAT verhuizen: Tu vas déménager.
etc...
Slide 11 - Diapositive
Le futur simple is de tijd die je vormt door....
A
aller + hele werkwoord
B
hele werkwoord + uitgangen.
Slide 12 - Quiz
voorbeelden van futur simple
De futur simple vorm je in het Nederlands met ZAL/ZULLEN
in het FRANS : Futur simple= hele werkwoord + uitgangen
1- ik ZAL eten : Je manger+ai : je mangerai
2- Jij GAAT verhuizen: Tu déménager+as: tu déménageras.
Slide 13 - Diapositive
De uitgangen lijken op "avoir' in de présent
Slide 14 - Diapositive
Vertaal in het Nederlands La banque proposera des stages.
Slide 15 - Question ouverte
Vertaal in het Nederlands: Tu vas choisir la filière ES avec dessin en option
Slide 16 - Question ouverte
Geef de juiste vorm van futur simple Les élèves (travailler)
Slide 17 - Question ouverte
Les formations (être, futur simple) prestigieuses
A
êtront
B
êtrons
C
serons
D
seront
Slide 18 - Quiz
Tu (vouloir, futur simple)
A
vouloiras
B
vouloirai
C
voudrai
D
voudras
Slide 19 - Quiz
Vertaal in het Nederlands Les candidats auront de l'expérience
Slide 20 - Question ouverte
Vertaal in het Nederlands: Ils suivront des cours
Slide 21 - Question ouverte
Vertaal in het Nederlands: vous achèverez les devoirs
Slide 22 - Question ouverte
Geef de juiste vorm van futur simple Vous (attendre)
Slide 23 - Question ouverte
Vertaal in het Frans: Zij zal in het buitenland werken
Slide 24 - Question ouverte
Vertaal in het Frans: Duits en Spaans zijn moeilijke talen.
Slide 25 - Question ouverte
Vertaal in het Frans J'aiderai les gens en Afrique
Slide 26 - Question ouverte
Futur simple: elle ..........(avoir)
A
elle avoira
B
elle aura
C
elle sera
D
elle fera
Slide 27 - Quiz
Futur simple: Vous ..........(faire)
A
vous fairez
B
vous faiterez
C
vous feront
D
vous ferez
Slide 28 - Quiz
Futur simple: elle ..........(être)
A
elle avoira
B
elle aura
C
elle sera
D
elle fera
Slide 29 - Quiz
Zet in de juiste vorm: Antoine (venir, futur simple)
A
veniras
B
venira
C
viendra
D
viendras
Slide 30 - Quiz
Zet in de juiste vorm: La classe (devoir, futur simple) travailler
A
devoira
B
devra
C
devrons
D
devoirons
Slide 31 - Quiz
Zet in de juiste vorm: nous ... (avoir, futur simple)
Slide 32 - Question ouverte
Zet in de juiste vorm: vous ... (être, futur simple)
Slide 33 - Question ouverte
Zet in de juiste vorm: elles ... (faire, futur simple)
Slide 34 - Question ouverte
Zet in de juiste vorm : Mon frère et moi ... (aller, futur simple)
Slide 35 - Question ouverte
Tu écris un e-mail à ton conseiller d'orientation à propos des choses suivantes: 1- je profielkeuze 2- drie vakken die je volgend jaar wilt volgen. 3- je toekomstige beroep. 4- waarom je dat leuk vindt. Begin met een passend aanhef, vertel hoe je heet en sluit passend af!