1mh chapitre 5 grammaire H (herhaling)

1mh chapitre 5 grammaire H (herhaling)
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

1mh chapitre 5 grammaire H (herhaling)

Slide 1 - Diapositive

Planning du jour
Grammaire (H) Het bijvoeglijk naamwoord
Au travail
Français en classe
Terugblik + Focusleren

Slide 2 - Diapositive

Terugblik
1. Zet de zinnen in de goede volgorde.

A.   a - parlé - le français - il 
B.   ont - elles - travaillé 
C.   joué - j' - à la console - ai


2. Vertaal de zinnen A t/m C in het Nederlands. 
timer
5:00

Slide 3 - Diapositive

Terugblik
1. Zet de zinnen in de goede volgorde.

A.   a - les lunettes - porté - elle
B.   le lapin - au foot - joué - a
C.   invité - a - les amis - on - pour mon anniversaire
D.   regardé - a - Elsa - sur son portable

2. Vertaal de zinnen A t/m D in het Nederlands. 
timer
5:00

Slide 4 - Diapositive

Terugblik
A.   Elle a porté les lunettes. 
- Zij heeft de bril gedragen

B.   Le lapin a joué au foot. 
- Het konijn heeft gevoetbald. 

C.   On a invité les amis pour mon anniversaire.
- Wij hebben (de) vrienden uitgenodigd voor mijn verjaardag.
D.   Elsa a regardé sur son portable. 
- Elsa heeft op haar telefoon gekeken


Slide 5 - Diapositive

Focusleren
chapitre 5 
zie Magister. 
timer
5:00

Slide 6 - Diapositive

Français en classe
1. Classe   2. Matières
3. Heure    4. Prof > sévère, sympa       
5. Matière préferée 
6. Tu as une bonne note en .... ?
7. C'est quand ton anniversaire?

9. Tu as passé un bon weekend?
- Oui, j'ai logé chez 'Sanne'.

timer
5:00

Slide 7 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord
Vertaal het bijvoeglijk naamwoord en pas aan waar nodig (in schrift). 

a. Le livre est (blauw). - bleu-
b. La trousse est (blauw). -bleue
c. Les livres sont (blauw). -bleus
d. Les trousses sont (blauw). -bleues 

Slide 8 - Diapositive

Lève-toi si (sta op als) ........
  • Tu as un stylo bleu
  • Tu as une trousse bleue
  • Tu as les yeux bleus
  • Tu as les lunettes bleues  

Regarde à la page 36



timer
3:00

Slide 9 - Diapositive

Quiz
Let op! 
1. Tel hoeveel van de 6 vragen jij goed had. 
2. Er zit een timer van 20 sec. op elke vraag.

Slide 10 - Diapositive

Kies het goede bijvoeglijk naamwoord.

La piscine est ....
A
bleu
B
bleue
C
bleus
D
bleues

Slide 11 - Quiz

La piscine est bleue

Slide 12 - Diapositive

Kies het goede bijvoeglijk naamwoord.

Les lunettes sont ....
A
noir
B
noire
C
noirs
D
noires

Slide 13 - Quiz

Les lunettes sont noires

Slide 14 - Diapositive

Kies het goede bijvoeglijk naamwoord.

C'est un T-shirt ....
A
vert
B
verte
C
verts
D
vertes

Slide 15 - Quiz

C'est un T-shirt vert-

Slide 16 - Diapositive

Kies het goede bijvoeglijk naamwoord.

Ma copine est....
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 17 - Quiz

Ma copine est petite

Slide 18 - Diapositive

Kies het goede bijvoeglijk naamwoord.

Le sac à dos est ....
A
vert
B
verte
C
verts
D
vertes

Slide 19 - Quiz

Le sac à dos est vert-

Slide 20 - Diapositive

Kies het goede bijvoeglijk naamwoord.

Mes amis sont ....
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 21 - Quiz

Mes amis sont grands

Slide 22 - Diapositive

Hoeveel had je goed?
1
2
3
4
5
6
niks

Slide 23 - Sondage

     Au travail
31a. Bekijk en beantwoord. 
31b. Lees de grammatica opnieuw. 
31c. Maak de tabel compleet. 
31d. Kies het goede bijvoeglijk naamwoord.

32a. Lees het nieuwe grammatica blokje. 
32b. Maak de zin compleet met het bijvnw. 
32c. Maak de zin compleet met het juiste bijvnw. 
32d. Bekijk het plaatje en maak de zin compleet. 
32e. Maak de zin af met het bijvoeglijknw. 
timer
2:00

Slide 24 - Diapositive