1ha chapitre 5 - het bijvoeglijk naamwoord (H)

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Planning du jour

Grammaire (H) Het bijvoeglijk naamwoord

Au travail

Français en classe

Terugblik + Focusleren

Terugblik

1. Zet de zinnen in de passé composé (voltooide tijd)

A.   Elle parle français.

B.   Ils aiment les macarons. 

2. Vertaal. 

1. Wij hebben geholpen. 

3. Vertaal het bvnw. tussenhaakjes & pas het aan: 

A. Il a les yeux (groen).

B. Vous avez les cheveux (blond).

Terugblik

1. Zet de zinnen in de passé composé (voltooide tijd)

A.   Elle a parlé

B.   Ils ont aimé les macarons. 

2. Vertaal. 

1. On a aidé / Nous avons aidé.

3. Vertaal het bvnw. tussenhaakjes & pas het aan: 

A. Il a les yeux VERTS. 

B. Vous avez les cheveux BLONDS.

Terugblik

1. Zet de zinnen in de goede volgorde.

A.   a - les lunettes - porté - elle

B.   le lapin - au foot - joué - a

C.   invité - a - les amis - on - pour mon anniversaire

D.   regardé - a - Elsa - sur son portable

2. Vertaal de zinnen A t/m D in het Nederlands. 

Terugblik

A.   Elle a porté les lunettes. 

- Zij heeft de bril gedragen. 

B.   Le lapin a joué au foot. 

- Het konijn heeft gevoetbald. 

C.   On a invité les amis pour mon anniversaire.

- Wij hebben (de) vrienden uitgenodigd voor mijn verjaardag.

D.   Elsa a regardé sur son portable. 

- Elsa heeft op haar telefoon gekeken. 

Focusleren

chapitre 5 

zie Magister. 

Français en classe

1. Classe   2. Matières

3. Heure    4. Prof > sévère, sympa       

5. Matière préferée 

6. Tu as une bonne note en .... ?

7. C'est quand ton anniversaire?

9. Tu as passé un bon weekend?

- Oui, j'ai logé chez 'Sanne'.

Het bijvoeglijk naamwoord
(Nederlands)

Het bijvoeglijk naamwoord

Le livre > le livre est grand-.

La trousse > La trousse est grande.

Les livres > Les livres sont grands.

Les trousses > Les trousses sont grandes. 

Lève-toi si (sta op als) ........

• Tu as un stylo bleu
  
• Tu as une trousse bleue
  

• Tu as les yeux bleus

• Tu as les lunettes bleues  

Regarde à la page 36

Quiz

Let op! 

1. Tel hoeveel van de 6 vragen jij goed had. 

2. Er zit een timer van 20 sec. op elke vraag.

Kies het goede bijvoeglijk naamwoord.

La piscine est ....

1. bleu
2. bleue
3. bleus
4. bleues

La piscine est bleue

Kies het goede bijvoeglijk naamwoord.

Les lunettes sont ....

1. noir
2. noire
3. noirs
4. noires

Les lunettes sont noires

Kies het goede bijvoeglijk naamwoord.

C'est un T-shirt ....

1. vert
2. verte
3. verts
4. vertes

C'est un T-shirt vert-

Kies het goede bijvoeglijk naamwoord.

Ma copine est....

1. petit
2. petite
3. petits
4. petites

Ma copine est petite

Kies het goede bijvoeglijk naamwoord.

Le sac à dos est ....

1. vert
2. verte
3. verts
4. vertes

Le sac à dos est vert-

Kies het goede bijvoeglijk naamwoord.

Mes amis sont ....

1. grand
2. grande
3. grands
4. grandes

Mes amis sont grands

Hoeveel had je goed?

1

2

3

4

5

6

niks

5/6 Goed?	Maken: 30e, 31abcd	Klaar = Quizlet
3/4 Goed?	Maken: 30abe, 31abcd	Klaar = Quizlet
0/1/2 Goed?	Langere instructie van de docent. Maken: 4abc blz. 127/128	Klaar = Quizlet

     Au travail

30a. Lees de zinnen en onderstreep de zes bvnw.

30b. Beantwoord in het Nederlands.

30c. Lees de grammatica opnieuw.

30d. Kies het goede bijvoeglijk naamwoord.

30e. Bekijk het plaatje en maak de zinnen met de juiste kleuren in het Frans. 

31a. Lees het nieuwe grammatica blokje. 

31b. Maak de zinnen compleet. Olivier est français > Olivia est française

31c. Zet in het meervoud.

31d. Vertaal.

Klaar? = QUIZLET

     Vooruitblik

Neem een foto/tekening van je huisdier mee. (niet telefoon)

Beschrijf jouw huisdier in 5/6 zinnen. 

(soort, naam, leeftijd, uiterlijk én karakter + 1x 'mon/ma/mes')

1. J'ai un chien / un chat / un lapin.

2. Il/elle s'appelle .... 

3. Il/elle a .... ans

4. Il/elle a le poil (de vacht) doux (zacht) et les yeux bleus. 

5. Mon chien est très actif et gentil.