Adjectif

  • Voca
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

  • Voca

Slide 1 - Diapositive

Dans ce cours...
  • Adjectif
  • Couleurs

Slide 2 - Diapositive

Welke Franse bijvoeglijke naamwoorden ken je al?
Denk aan de kleuren!

Slide 3 - Carte mentale

écoute
Écoute et répète :

Slide 4 - Diapositive

Welke letter komt er achter het bijvoeglijk naamwoord als het mannelijk meervoud is?
A
e
B
s

Slide 5 - Quiz

Welke letter komt er achter het bijvoeglijk naamwoord als het vrouwelijk enkelvoud is?
A
e
B
s

Slide 6 - Quiz

Welke letters komen er achter het bijvoeglijk naamwoord als het vrouwelijk meervoud is?

Slide 7 - Question ouverte

Adjectif (bijvoeglijk naamwoord)
Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -e eindigt, komt er voor de vrouwelijke vormen geen -e bij.
Il est drôle / Elle est drôle.

Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -s eindigt, komt er voor mannelijk meervoud geen -s bij.
Il est français / Ils sont français.

Slide 8 - Diapositive

Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -s eindigt, komt er voor mannelijk meervoud gewoon een extra -s bij.
Il est néerlandais > Ils sont néerlandaiss.
A
B

Slide 9 - Quiz

Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -e eindigt, komt er voor de vrouwelijke vormen niet nog een -e bij.
Le vélo est rouge > La voiture est rouge.
A
B

Slide 10 - Quiz

In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord ....... het zelfstandig naamwoord.
A
voor
B
achter

Slide 11 - Quiz

Alleen de bijvoeglijke naamwoorden grand en petit komen voor het zelfstandig naamwoord.
A
B

Slide 12 - Quiz

Adjectif (bijvoeglijk naamwoord)
In het Frans past het bijvoeglijk naamwoord zich aan het zelfstandig naamwoord aan. Kijk of dit woord enkelvoud, meervoud, mannelijk of vrouwelijk is en voeg de juiste letter(s) toe aan het bijvoeglijk naamwoord. Mannelijk enkelvoud is de basisvorm.

mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
-
+e
meervoud
+s
+es

Slide 13 - Diapositive

La maison est ...
A
petit
B
petite

Slide 14 - Quiz

Lucas et Jean sont ...
A
sportif
B
sportifs

Slide 15 - Quiz

Le jardin est ...
A
grand
B
grande

Slide 16 - Quiz

Elles sont ...
A
français
B
françaises

Slide 17 - Quiz

Ma soeur est ...
A
content
B
contente
C
contents
D
contentes

Slide 18 - Quiz

Les garçons sont ...
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 19 - Quiz

Il a une chaise ...
A
bleu
B
bleue
C
bleus
D
bleues

Slide 20 - Quiz

Adjectif (bijvoeglijk naamwoord)
Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -e eindigt,
komt er voor de vrouwelijke vormen geen -e bij.
Il est drôle / Elle est drôle.

Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -s eindigt,
komt er voor mannelijk meervoud geen -s bij.
Il est français / Ils sont français.

Slide 21 - Diapositive

Elle est ...
A
drôle
B
drôlee
C
drôles

Slide 22 - Quiz

Elles sont …
A
drôle
B
drôlees
C
drôles

Slide 23 - Quiz

Le vélo est ...
A
gris
B
grise
C
grises

Slide 24 - Quiz

Les vélos sont ...
A
gris
B
grise
C
grises

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Diapositive

bleu
rouge
violet
jaune
vert
noir

Slide 27 - Question de remorquage

Le vélo est ...

Slide 28 - Question ouverte

Les chats sont ...

Slide 29 - Question ouverte

La voiture est ...

Slide 30 - Question ouverte

La maison est ...

Slide 31 - Question ouverte

Les tables sont ...

Slide 32 - Question ouverte

ADJECTIF (bijvoeglijk naamwoord)
In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord ACHTER het zelfstandig naamwoord.
De rode fiets = Le vélo rouge.

UITZONDERINGEN: 
Grand, long, joli, 
petit, vieux, bon...  komen ERVOOR.
De kleine tuin = Le petit jardin.

Slide 33 - Diapositive

Traduis :
Het huis is groot.

Slide 34 - Question ouverte

Traduis :
Mijn vrienden zijn blij.

Slide 35 - Question ouverte

Traduis :
De blauwe auto.

Slide 36 - Question ouverte

Traduis :
Ik heb een rode fiets.

Slide 37 - Question ouverte