Adjectif H3C

  • Voca
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

  • Voca

Slide 1 - Diapositive

Dans ce cours...
  • Adjectif

Slide 2 - Diapositive

Welke Franse bijvoeglijke naamwoorden ken je al?
Denk aan de kleuren!

Slide 3 - Carte mentale

Welke letter komt er achter het bijvoeglijk naamwoord als het mannelijk meervoud is?
A
e
B
s

Slide 4 - Quiz

Welke letter komt er achter het bijvoeglijk naamwoord als het vrouwelijk enkelvoud is?
A
e
B
s

Slide 5 - Quiz

Welke letters komen er achter het bijvoeglijk naamwoord als het vrouwelijk meervoud is?

Slide 6 - Question ouverte

Adjectif (bijvoeglijk naamwoord)
Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -e eindigt, komt er voor de vrouwelijke vormen geen -e bij.
Il est drôle / Elle est drôle.

Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -s eindigt, komt er voor mannelijk meervoud geen -s bij.
Il est français / Ils sont français.

Slide 7 - Diapositive

Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -s eindigt, komt er voor mannelijk meervoud gewoon een extra -s bij.
Il est néerlandais > Ils sont néerlandaiss.
A
B

Slide 8 - Quiz

Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -e eindigt, komt er voor de vrouwelijke vormen niet nog een -e bij.
Le vélo est rouge > La voiture est rouge.
A
B

Slide 9 - Quiz

In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord meestal ....... het zelfstandig naamwoord.
A
voor
B
achter

Slide 10 - Quiz

Alleen de bijvoeglijke naamwoorden grand en petit komen voor het zelfstandig naamwoord.
A
B

Slide 11 - Quiz

Adjectif (bijvoeglijk naamwoord)
In het Frans past het bijvoeglijk naamwoord zich aan het zelfstandig naamwoord aan. Kijk of dit woord enkelvoud, meervoud, mannelijk of vrouwelijk is en voeg de juiste letter(s) toe aan het bijvoeglijk naamwoord. Mannelijk enkelvoud is de basisvorm.

mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
-
+e
meervoud
+s
+es

Slide 12 - Diapositive

La maison est ...
A
petit
B
petite

Slide 13 - Quiz

Lucas et Jean sont ...
A
sportif
B
sportifs

Slide 14 - Quiz

Le jardin est ...
A
grand
B
grande

Slide 15 - Quiz

Elles sont ...
A
italiens
B
italiennes

Slide 16 - Quiz

C'est un placard ...
A
vert
B
verte
C
verts
D
vertes

Slide 17 - Quiz

Les garçons sont ...
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 18 - Quiz

Il a une chaise ...
A
bleu
B
bleue
C
bleus
D
bleues

Slide 19 - Quiz

Adjectif (bijvoeglijk naamwoord)
Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -e eindigt, komt er voor de vrouwelijke vormen geen -e bij.
Il est jeune / Elle est jeune.

Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -s eindigt, komt er voor mannelijk meervoud geen -s bij.
Il est français / Ils sont français.

Slide 20 - Diapositive

Elle est ...
A
jeune
B
jeunee
C
jeunes

Slide 21 - Quiz

Elles sont …
A
jeune
B
jenees
C
jeunes

Slide 22 - Quiz

Le vélo est ...
A
vert
B
verte
C
verts

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Diapositive

bleu
rouge
violet
jaune
vert
noir

Slide 25 - Question de remorquage

Le vélo est ...

Slide 26 - Question ouverte

Les chats sont ...

Slide 27 - Question ouverte

La voiture est ...

Slide 28 - Question ouverte

La maison est ...

Slide 29 - Question ouverte

Adjectif (bijvoeglijk naamwoord)
In het Frans staat de kleur achter het zelfstandig naamwoord.
De rode fiets = Le vélo rouge.


Slide 30 - Diapositive

Au travail!

Boekje: page 9

Slide 31 - Diapositive