1KGT Unit 2 Recap

Unit 2 recap!
Words and grammar.
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Unit 2 recap!
Words and grammar.

Slide 1 - Diapositive

Words

Slide 2 - Diapositive

Vertaal het onderstaande woord
' 's middags'.
A
in the morning
B
in the evening
C
in the afternoon
D
at night

Slide 3 - Quiz

Vertaal het onderstaande woord
'grijs'.
A
green
B
grey
C
yellow
D
blue

Slide 4 - Quiz

Vertaal het onderstaande woord
'shorts'.
A
korte broek
B
korte
C
klein
D
rok

Slide 5 - Quiz

Vertaal het onderstaande woord
'near'.
A
naar
B
neer
C
veraf
D
dichtbij

Slide 6 - Quiz

Vertaal het onderstaande woord
'to sparkle'.
A
glinsteren
B
spraken
C
spartel
D
gloeien

Slide 7 - Quiz

Vertaal het onderstaande woord
'purple'
A
mensen
B
roze
C
paars
D
persoon

Slide 8 - Quiz

Vertaal het onderstaande woord
'snel'.
A
early
B
hurry
C
quick
D
slow

Slide 9 - Quiz

Vertaal het onderstaande woord
'hemdje'.
A
shirt
B
tank top
C
T-shirt
D
skirt

Slide 10 - Quiz

Vertaal het onderstaande woord
'boots'.
A
boten
B
schoenen
C
boetseren
D
laarzen

Slide 11 - Quiz

Vertaal het onderstaande woord
'vervaagd'.
A
faded
B
light
C
force
D
white

Slide 12 - Quiz

Grammar

Slide 13 - Diapositive

Gebruik je A of An?
... dog
A
a
B
an

Slide 14 - Quiz

Gebruik je A of An?
... animal
A
a
B
an

Slide 15 - Quiz

Gebruik je A of An?
... hour
A
a
B
an

Slide 16 - Quiz

Gebruik je A of An?
... university
A
a
B
an

Slide 17 - Quiz

Hoe maak je dit woord meervoud?
phone...
A
+S
B
+ES

Slide 18 - Quiz

Hoe maak je dit woord meervoud?
watch...
A
+S
B
+ES

Slide 19 - Quiz

Hoe maak je dit woord meervoud?
cat...
A
+S
B
+ES

Slide 20 - Quiz

Gebruik je have got of has got?

Ali ... new shoes.
A
have got
B
has got

Slide 21 - Quiz

Gebruik je have got of has got?

They ... a big house.
A
have got
B
has got

Slide 22 - Quiz

Gebruik je have got of has got?

You ... two cats.
A
have got
B
has got

Slide 23 - Quiz

Gebruik je have got of has got?

He ... brown hair.
A
have got
B
has got

Slide 24 - Quiz

Kies het juiste persoonlijk voornmw.
He is coming this way, I can see ...
A
his
B
him

Slide 25 - Quiz

Kies het juiste persoonlijk voornmw.
James and Ben are talking, we can hear ...
A
them
B
him

Slide 26 - Quiz

Kies het juiste persoonlijk voornmw.
I'm thirsty, could you bring ... a drink?
A
mine
B
me

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Diapositive