Schrijfdossier - Betoog

Schrijfdossier
Onderdeel 5. Betoog
Volgens een schrijfplan
met gestructureerde tekstopbouw

1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Schrijfdossier
Onderdeel 5. Betoog
Volgens een schrijfplan
met gestructureerde tekstopbouw

Slide 1 - Diapositive

Wat weet je over online gokken?

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Betoog
Doel: overtuigen
  • met argumenten
  • kennis van tegenargumenten
  • die je weerlegt

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Lesdoel
Je leert een eenvoudig betoog opzetten.
Je leert hoe je een schrijfplan gebruikt voor een betoog.
Je schrijft de inleiding van een betoog.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Betoog

Slide 8 - Carte mentale

Betoog: voorbeeld van een inleiding
De reclames vliegen je om de oren en online gokken is enorm populair. We kunnen legaal online gokken in Nederland bij tien bedrijven die daar een vergunning voor hebben gekregen van de Kansspelautoriteit. De partijen die een vergunning hebben gekregen moeten zich wel aan een aantal spelregels houden. Begrijp me goed: ik ben voor legalisering, voor een veilige speelomgeving, voor eerlijke informatie over gokken, voor een goed verslavingsbeleid. Maar als het aan mij zou liggen, werd hiervoor geen reclame gemaakt.

Slide 9 - Diapositive

Inleiding betoog

                                 Verdiep je in het onderwerp --> introduceer het                                   onderwerp 
                                 
                                 --> maak aantekeningen voor de inleiding, jouw                                  standpunt en (tegen)argumenten




                              

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Stelling?
Wat is eigenlijk een stelling?

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Stelling - voorbeelden
1. De wolf moet uit Nederland geweerd worden
2. Op elk vrijkomend stuk bouwland moet bos aangeplant worden
3. Bij huizenbouw moet er meer gebruik worden gemaakt van hout
4. Iedereen van 18 jaar en ouder moet verplicht orgaandonor worden
5. Festivals in de buurt van een Natura-2000-gebied moeten doorgaan
6. Vleestaks is een slecht idee
7. Er moet een landelijk vuurwerkverbod komen met oud en nieuw
8. Mensen moeten verplicht minimaal 1/3e van hun tuin groen inrichten

Slide 15 - Diapositive

Bedenk een stelling over online gokken

Slide 16 - Question ouverte

Voorbeelden gezien ...
Uitgangspunt voor argumenten
Aan de hand van de volgende stelling:
"Online gokken moet verboden worden"


Slide 17 - Diapositive

Online gokken moet verboden worden

Bedenk een argument (WANT ...)

Slide 18 - Question ouverte

Tegenargument
Tegenargument: wat denkt iemand die tegen jouw argument is?

Tegenargumenten gebruik je om je stelling kracht bij te zetten.
Je bekijkt je argument van verschillende kanten.
Hierdoor begrijp je de redenatie van een andersdenkende.


Slide 19 - Diapositive

Weerleggen tegenargument
Weerleggen

Je hebt dus al nagedacht hoe een ander erover denkt. Jij hebt dan een redenatie klaar, waarmee je dat tegenargument kunt weerleggen.
Dat maakt jouw argumentatie sterk. Probeer dat maar eens tegen te spreken.

"Dat kun jij wel vinden, maar dan heb je niet nagedacht over ..."

Slide 20 - Diapositive

Online gokken moet verboden worden

Bedenk een tegenargument en schrijf hem op met een weerlegging

Bedenk een argument (WANT ...) en schrijf hem op met een uitleg of voorbeeld .

Slide 21 - Question ouverte

Schrijfplan (2F)
INLEIDING (1 alinea)
Introduceren onderwerp en afsluiten met jouw standpunt/stelling

MIDDENSTUK (3 alinea's)
                                                 Argument 1 (met uitleg en/of voorbeelden)                                                                         Argument 2 (met uitleg en/of voorbeelden)                                                                       Tegenargument en weerlegging
SLOT (1 alinea)
Korte samenvatting en herhalen van jouw standpunt/stelling.
WANT...
MAAR...

Slide 22 - Diapositive

Schrijfplan (3F)
INLEIDING (1 alinea)
Introduceren onderwerp en afsluiten met jouw standpunt/stelling.

MIDDENSTUK (meerdere alinea's)
                                                 Argument 1 (met uitleg en/of voorbeelden)                                                                         Argument 2 (met uitleg en/of voorbeelden)                                                                       Tegenargument 1 en 2 en weerlegging
SLOT (1 alinea)
Korte samenvatting en herhalen van jouw standpunt/stelling.
WANT...
MAAR...

Slide 23 - Diapositive

Schrijfplan

Slide 24 - Diapositive

Inleiding
- Stel een of meer directe vragen / retorische vraag
- Uitdagende openingszin
- Aanleiding voor het betoog (actualiteit)
- Anekdote
- Persoonlijke ervaring
- Definitie of omschrijving: introductie van het onderwerp
- Eindigen met je stelling

Slide 25 - Diapositive

Inleiding
  • Je noemt het onderwerp van je betoog (a.d.h.v. een nieuwsbericht, anekdote (een kort verhaaltje) of iets anders.
  • Vertel iets over je onderwerp (waarom juist dit onderwerp; hoe is het onderwerp de laatste tijd in het nieuws is geweest?)
  • Aan het einde van de inleiding vertel je jouw mening, geef je jouw stelling.

Slide 26 - Diapositive

Betoog: voorbeeld van een inleiding
Rijden onder invloed is gevaarlijk. Jaarlijks vinden meerdere dodelijke ongevallen plaats, waarvan rijden onder invloed de oorzaak is geweest. Het is verboden een voertuig te besturen met meer dan 0,5 ‰ alcohol in het bloed. Voor beginnende bestuurders gelden strengere regels. Zij mogen bij 0,2 ‰ niet meer achter het stuur kruipen. Ik vind dat het promillage van ervaren bestuurders ook naar 0,2 ‰ moet.

 

Slide 27 - Diapositive

Let op
Let op! Een stelling is nooit een vraag.
Je stelling is niet langer dan 14 woorden.
Je stelling is niet negatief (geen 'niet', 'geen').

Slide 28 - Diapositive

Middenstuk/kern - 1
Waarom deze stelling?
Minimaal twee argumenten, die je stelling onderbouwen.
Deze argumenten hebben niet dezelfde inhoud.
Zo dus niet:
Stelling: dierproeven moeten verboden worden
Argument 1: dierproeven zorgen voor onnodig veel dierenleed
Argument 2: veel dieren lijden onder dierproeven

Slide 29 - Diapositive

Middenstuk/kern - 2
  • Bedenk twee tegenargumenten.
  • Dit zijn de argumenten van tegenstanders van jouw mening.
  • Je moet deze argumenten weerleggen.
  • Onderbouw waarom je het hier niet mee eens bent, je weerlegt ze dan. Dit onderdeel maakt je betoog heel sterk.
  • Je kunt je dus wel verplaatsen in je tegenstanders, maar zij hebben zeker niet gelijk!

Slide 30 - Diapositive

Weerleggen
Weerleggen van argumenten is erg lastig. Met een weerlegging ontkracht je een argument of een standpunt, je maakt dat argument of standpunt onaanvaardbaar/onschadelijk.
Hoe weerleg je een (tegen)argument?
  • omschrijf het (tegen)argument dat je aanvalt
  • vertel waarom het onjuist of onvolledig is en/of
  • voer een zelf gevonden argument aan.

Slide 31 - Diapositive

Slot
  • Hier komt je conclusie.
  • Die onderbouw je met een advies, verwachting of voorspelling voor de toekomst die te maken heeft met je stelling.
  • Je herhaalt je stelling en vat je verhaal kort samen.
  • Uiteindelijk kom je met een goede ‘uitsmijter’: een laatste, sterke zin die de luisteraars nog lang bij zal blijven.

Slide 32 - Diapositive

Stappenplan
Stap 1: Bedenk een onderwerp en een stelling
Stap 2: Betrouwbare informatie verzamelen (vóór en tegen)
Stap 3: Kies 2 argumenten voor en 2 argumenten tegen de stelling.
Schrijf voor elk argument een onderbouwing. Waarom is dit een goed argument? Weerleg de tegenargumenten met argumenten.
Stap 4: Schrijf nu een inleiding. Start met een pakkende zin!
Geef informatie over het onderwerp. Schrijf je standpunt op.
Stap 5: Schrijf nu een slot / conclusie. Vat je argumenten (voor) samen. Herhaal je standpunt met andere woorden.


Slide 33 - Diapositive

Voorwaarden
Je onderwerp is niet:
  • gebaseerd op vooroordelen
  • racistisch
  • op de persoon gespeeld
  • haatdragend
  • of op andere wijze persoonlijk gericht

Slide 34 - Diapositive

Gebruik een schrijfplan 

  1. Verdiep je in het onderwerp
  2. Maak een schrijfplan (Word)
  3. Schrijf de inleiding na je argumentatie
  4. Denk ook vast na over een pakkende titel
  5. Neem je betoog op in je Schrijfdossier






Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Lien

Slide 38 - Lien

SExI argumenteren 
Noem
Leg uit
Geef voorbeelden

Slide 39 - Diapositive

SExI argumenteren 
De lezer (of luisteraar) stapje voor stapje overtuigen.

SEXI = State, EXplain, Illustrate.

State: een standpunt, een bewering, een mening.
EXplain: waarom dat zo is en waarom het belangrijk is: onderbouwen.
Niet zozeer voor jou, maar voor je lezer/luisteraar, want die wil je overtuigen.
Illustrate: Je roept hiermee een levendig beeld op. Hoe concreter, hoe beter.

Slide 40 - Diapositive

Noem / State
Je begint met het noemen van je argument
(want, omdat, ...)

Slide 41 - Diapositive

Leg uit / Explain
Daarna geef je aan wat je met dat argument bedoelt.
Dit is het belangrijkste onderdeel van een goed argument, omdat je het hiermee onderbouwt.

Het is een toelichting op je argument waarmee je iemand probeert te overtuigen.

Slide 42 - Diapositive

Leg uit / Explain
Leg uit: “Waarom is dat waar?” en “Waarom is dat belangrijk?”

Wees je bewust van de vloek van kennis: hoe meer je over een onderwerp weet, hoe minder je geneigd zal zijn die tweede vraag te beantwoorden.

Jij weet waar je het over hebt, de luisteraar nog niet. Die moet je op hetzelfde niveau als jij zien te krijgen.

Slide 43 - Diapositive

Geef voorbeelden / Illustrate
Tot slot geef je voorbeelden waarmee je je argument heel tastbaar en concreet maakt.
Hiermee maak je je argument extra geloofwaardig en dat is wat je wilt bereiken.

Denk aan grafieken, afbeeldingen, cijfers, filmpjes

Slide 44 - Diapositive