Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
Degrees of comparisons
Hoe maak je een vergelijking in het Engels?
Grab your workbook B & pencil case
timer
1:00
Slide 1 - Diapositive
Today
Trappen van vergelijking
Uitleg: Vergrotende trap
Mini opdracht
Uitleg: Overtreffende trap
Mini opdracht
Zelfstandig aan de slag
Slide 2 - Diapositive
Lesson goal
After this lesson you can:
Use the degrees of comparisons in English to compare people or things
Slide 3 - Diapositive
Waarom is het belangrijk dat je kan vergelijken in het Engels?
Biggest
Bigger
Big
Slide 4 - Diapositive
Als we zelfstandige naamwoorden vergelijken en iets of iemand is groter / sneller/ leuker / mooier/ lekkerder enz. dan noemen we dat de : vergrotende trap
groot groter
Slide 5 - Diapositive
In het Engels zet je dan -er achter het woord
small - smaller
fast - faster
high - higher
small smaller
Slide 6 - Diapositive
3 Uitzonderingen:
woorden die eindigen op een griekse y
bijv : ugly, lazy, early
Bij de vergrotende trap verdwijnt de -y
en komt er -ier achter
1
Slide 7 - Diapositive
2
woorden die eindigen op -e
bijv : safe, nice, large
Bij de vergrotende trap komt er een -r achter het woord
Slide 8 - Diapositive
Woorden van 1 lettergreep met 1 klinker die eindigen op 1 medeklinker
3
bijv : big , fat, hot
Bij de vergrotende trap verdubbelt de medeklinker + er
bigger/ fatter/ hotter
Slide 9 - Diapositive
Achter het woord + er zet je dan than
This cupcake is smallerthan that one
smallerthan
Slide 10 - Diapositive
Examples
A whale is ........(big) than a shark
The teeth of a lion are .........(sharp) than the teeth of a fish
Slide 11 - Diapositive
Go to p.46 and write down your answers In Indonesia, food is .......... (cheap) than in the Netherlands
Slide 12 - Question ouverte
A bag of stones is ......... (heavy) than a bag of feathers
Slide 13 - Question ouverte
Today
Trappen van vergelijking
Uitleg: Vergrotende trap
Mini opdracht
Uitleg: Overtreffende trap
Mini opdracht
Zelfstandig aan de slag
Slide 14 - Diapositive
Als we vergelijken en iets is het mooist/ grootst/ lekkerst/ leukst enz. dan noemen we dit de overtreffende trap
groot groter grootst
Slide 15 - Diapositive
in het Engels zet je dan -est achter het woord
fastest
smallest
highest
small smaller smallest
This is the smallest
Slide 16 - Diapositive
woorden die eindigen op een griekse y
Bij de overtreffende trap verdwijnt
de -y en komt er -iest achter
1
a tasty cupcake
a tastier cupcake
the tastiest cupcake
Slide 17 - Diapositive
2
woorden die eindigen op -e
Bij de overtreffende trap komt er een -st achter het woord
a large cupcake
a larger cupcake
the largest cupcake
Slide 18 - Diapositive
Woorden van 1 lettergreep met 1 klinker die eindigen op 1 medeklinker
3
Bij de overtreffende trap verdubbelt de medeklinker + est
a big cupcake
a bigger cupcake
the biggest cupcake
Slide 19 - Diapositive
Er zijn ook lange zelfstandige naamwoorden. Deze hebben 3 of meer lettergrepen:
beautiful
intelligent
wonderful
exciting
difficult
Slide 20 - Diapositive
Bij deze lange woorden maak je de vergrotende trap door more voor het woord te zetten en overtreffende trap most
morebeautiful than..
mostbeautiful
Slide 21 - Diapositive
Examples
A sloth is the ........(lazy) animal of the jungle
The dolphin is the .........(intelligent) animal of the sea.
Slide 22 - Diapositive
He has the.......... (fast) car in our family.
Slide 23 - Question ouverte
In Bali, you have the ..........(amazing) view I have ever seen
Slide 24 - Question ouverte
Your turn!
Check what you've learned
Use p. 207 of your workbook
Do the exercises on your worksheet
First 5 min. in silence
Finished? Check your answers!
timer
3:00
Slide 25 - Diapositive
Goodmorning!
Slide 26 - Diapositive
Slide 27 - Vidéo
www.engelsgemist.nl
Slide 28 - Lien
Noem een voorbeeld uit het liedje van een vergelijkende trap
Slide 29 - Question ouverte
een aantal woorden van 2 lettergrepen krijgen ook more en most
bijvoorbeeld famous en boring
Slide 30 - Diapositive
This is ............. exercise on the worksheet.
A
the difficultest
B
the most difficult
C
the most difficultest
D
the more difficulter
Slide 31 - Quiz
my sister has ................... hobby in the world.