spelling - opdr 14 tm 19 (mede)klinkers, klanken en klankgroepen.

Spelling 
Klinkers, medeklinkers, korte & lange klanken en klankgroepen. 

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, bLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Spelling 
Klinkers, medeklinkers, korte & lange klanken en klankgroepen. 

Slide 1 - Diapositive

Kun jij het alfabet opzeggen?
A
ja
B
nee

Slide 2 - Quiz

KLINKERS EN MEDEKLINKERS

Ons alfabet bestaat uit twee soorten letters:

klinkers en medeklinkers.


Om goed te kunnen spellen is het belangrijk om te weten welke letters de klinkers en welke de medeklinkers zijn.


Slide 3 - Diapositive

De klinkers zijn rood, de medeklinkers zijn blauw.

(au & oei zijn ook klinkers)

Slide 4 - Diapositive

KORTE EN LANGE KLANKEN


Met klinkers kun je korte en lange klanken maken. 

Zeg de woorden hardop. 





Slide 5 - Diapositive

KORTE KLANK


Als je het woord hardop zegt, en je hoort een korte klank, 

dan schrijf je maar één klinker:


bank - bed - post - put - vis





Slide 6 - Diapositive

LANGE KLANK


Als je het woord hardop zegt, en je hoort een lange klank, 

dan schrijf je  twee klinkers


kaart - feest - boot - vuu





Slide 7 - Diapositive

KORTE & LANGE KLANK

Sommige woorden hebben een korte én een lange klank


lantaarn -  - kantoor - alleen





Slide 8 - Diapositive

paal
A
korte klank
B
lange klank

Slide 9 - Quiz

vis
A
korte klank
B
lange klank

Slide 10 - Quiz

klop
A
korte klank
B
lange klank

Slide 11 - Quiz

vuur
A
korte klank
B
lange klank

Slide 12 - Quiz

groot
A
korte klank
B
lange klank

Slide 13 - Quiz

fles
A
korte klank
B
lange klank

Slide 14 - Quiz

deeg
A
korte klank
B
lange klank

Slide 15 - Quiz

Korte of lange klank?

Slide 16 - Diapositive

Klankgroepen
Een woord kun je in stukje verdelen. 
Ieder stukje is een klankgroep. 
Een woord kan uit één of meer klankgroepen bestaan. 
In alle klankgroepen zit een lange of een korte klank. 


Slide 17 - Diapositive

hoe doe je dat? 
1. Luister naar het woord in je hooft (bv 'regen')
2. Hak het woord in klankgroepen. Doe dit door te klappen.  
Hoor je aan het eind van de eerste klank een korte klank? > Dan schrijf je een extra medeklinker. 
Bijvoorbeeld: kippen / ki - pen / kippen
Hoor je aan het eind van de eerste klankgroep een lange klank? > Dan schrijf je een maar één klinker. 
bijvoorbeeld: regen / ree -gen / regen

Slide 18 - Diapositive

De a in 'hamer' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 19 - Quiz

De u in 'muggen' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 20 - Quiz

De o in 'spotten' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 21 - Quiz

De e in 'wezen' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 22 - Quiz

De a in 'bijna' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 23 - Quiz

De a in 'wangen' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 24 - Quiz

Klankgroepen maken 
We gaan oefenen met klankgroepen maken. 
Klappen jullie mee? 

Slide 25 - Diapositive

regen
A
re-gen
B
reg-en

Slide 26 - Quiz

hagelslag
A
hagel - slag
B
ha -gel -slag
C
ha-gelslag

Slide 27 - Quiz

waterkraan
A
wa-ter-kraan
B
water-kraan
C
wat-erkraan

Slide 28 - Quiz

Huiswerk

maak opdracht 14 tm 19 

blz 36 tm 42



Slide 29 - Diapositive