2,7 grammatica 3gt

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3,4

2.7 grammatica 3gt

Welkom

Schaatsenrijden

Glad en wijd ligt het ijs

in een veeg wit en grijs

en de lucht, tastbare kou,

is gestolpt onder blauw.

En mijn schaats met een kras

als een schot onder glas

trekt een veervormig spoor

van mijn voet uit te loor.

Ik scheer scheef op het vlak

langs een donkerblauw wak,

na een sprong voor een scheur

als een koord, schiet ik voort

op het staal en ik duik

in de wind en gebruik

elke spier, die geniet

als ik suis langs het riet.

Clara Eggink (1906-1991)

uit: Schaduw en water (1934)Tekst

Grammatica

Leerdoelen:

• persoonsvorm ( PV)
• werkwoordelijk gezegde ( WWG ) 
• onderwerp ( OND) 
• lijdend voorwerp ( LV) 
• Meewerkend voorwerp ( MW) 
• Bijwoordelijke bepaling ( Bijw. bep. ) ( tijd en plaats) 

stap 1 : persoonsvorm ( PV) 

Jan geeft de mooie bos bloemen morgen op het strand aan Sarah.

zin vragend maken

Geeft Jan de mooie bos bloemen morgen aan Sarah?

zin in het verleden 

Jan gaf de mooie bos bloemen morgen aan Sarah. 

PV= Geeft

stap 2 : streepjes zetten  

Jan geeft de mooie bos bloemen morgen op het strand aan Sarah

Als je woorden die bij elkaar horen samen voor de pv  

kunt zetten, dan zijn dit zinsdelen.

Na ieder zinsdeel zet je een streepje I 

Jan | geeft | de mooie bos bloemen | morgen | op het strand | aan Sarah 

stap 3 : Het werkwoordelijk gezegde (WWG) 

Jan| geeft | de mooie bos bloemen| morgen | op het strand | aan Sarah.

Het gezegde zijn alle werkwoorden bij elkaar : 

Geeft = PV + WWG 

stap 4  : Het onderwerp ( Ond) 

Jan| geeft | de mooie bos bloemen| morgen | op het strand | aan Sarah.

vraag : 

wie+ PV ? 

wie geeft ?

antwoord = Jan

Jan= Ond

stap 5  : Het lijdend voorwerp (LV) 

Jan| geeft | de mooie bos bloemen| morgen | op het strand| aan Sarah.

vraag : 

wie/wat+PV+Ond?

Wie of Wat geeft Jan ? 

antwoord = een mooie bos bloemen

een mooie boes bloemen = Lijdend voorwerp ( LV) 

stap 6: Het Meewerkend voorwerp( MW) 

Jan| geeft | de mooie bos bloemen| morgen | op het strand| aan Sarah.

vraag : 

aan wie/ wat + PV + Ond + LV?

voor wie/wat +PV +Ond + LV? 

Aan wie of wat geeft Jan een mooie bos bloemen? 

antwoord = aan Sarah 

aan Sarah = meewerkend voorwerp 

stap 6: Bijwoordelijke bepalingen 

Jan| geeft | de mooie bos bloemen| morgen | op het strand| aan Sarah.

vraag 1

wanneer ?

antwoord : morgen

morgen=bijwoordelijke bepaling van tijd ( BWbep van tijd) 

vraag 2

waar ?

antwoord : op het strand

op het strand=bijwoordelijke bepaling van plaats ( BWbep van plaats) 

Maken+ huiswerk

2.7 grammatica 

blz. 153 en verder