Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 15 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
L' adjectif qualificatif
Slide 2 - Diapositive
Het bijvoeglijk naamwoord
Een BN zegt iets over een zelfstandig naamwoord (personen, dieren, dingen).
Vorm:
Plaats:NL: BN vòòr zelfstandig naamwoord
FR: BN meestal achter zelfstandig naamwoord
MNL
VRL
ENV
-
e
MV
s
es
Slide 3 - Diapositive
Het bijvoeglijk naamwoord
UITZONDERING:
-e(VRL)
Als het BN eindigt op -e, geen extra e
bv: une chose rouge
-s, -x(MNL) en MV
Als het BN eindigt op -s of -x, geen extra s
bv: un livre français/ deux livres français
un vieux sac/ des vieux sacs
Slide 4 - Diapositive
Het bijvoeglijk naamwoord
Voorbeelden:
Je cherche ma … robe rouge
Il rencontre trois …. garçon français
robe rouge
garçons français
Slide 5 - Diapositive
Het bijvoeglijk naamwoord
Voorbeelden:
Je regarde une …....... série intéressant
Il achète un …........ pull beau
Ma mère a une …..................... voiture nouveau
Elle voudrait deux.... tee-shirts vert
série interessante
beau pull
nouvelle voiture
tee-shirts verts
Slide 6 - Diapositive
Het bijvoeglijk naamwoord
Bijzondere vrouwelijke vormen
-x
Als het BN eindigt op -x, eindigt de vrouwelijke vorm op -se.
B.v.: heureux = heureuse / jaloux = jalouse
-f
Als het BN eindigt op -f, eindigt de vrouwelijke vorm op -ve.
B.v: sportif = sportive/ intensif = intensive
Slide 7 - Diapositive
Het bijvoeglijk naamwoord
Bijzondere mannelijk meervoud
-eau
Als het BN eindigt op -eau, komt er een -x achter bij mannelijk meervoud.
B.v.: mes nouveaux voisins
-al
Als het BN eindigt op -al, eindigt het mannelijk meervoud op -aux.
B.v: les musées nationaux
Slide 8 - Diapositive
Een bijvoeglijk naamwoord....
A
zegt iets over een zelfstandig naamwoord
B
zegt iets over een werkwoord
Slide 9 - Quiz
Waar moet je op letten bij het bijvoeglijk naamwoord?
A
plek (voor/achter
zelfst .nwrd)
B
vorm ( mannelijk /vrouwelijk/meervoud)
C
vorm en plek
D
op de juf???
Slide 10 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord: wat is de juiste vorm?
A
La plage est beau.
B
La plage est beaux.
C
La plage est belle.
D
La plage est belles.
Slide 11 - Quiz
Wat is hier de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte les chaussures verts.
B
Elle porte les chaussures vert.
C
Elle porte les chaussures verte.
D
Elle porte des chaussures vertes.
Slide 12 - Quiz
Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Alyssa est très heureux
B
Alyssa est très heureus
C
Alyssa est très heureuse
D
Alyssa est très heureuxs
Slide 13 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord: vrouwelijke vorm meervoud van 'Sportif'
A
Sportive
B
Sportives
C
Sportifs
D
Sportif
Slide 14 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord: mannelijk meervoud van 'Spécial'
A
Spéciales
B
Spécials
C
Spéciaux
D
Spéciauxs
Slide 15 - Quiz
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm. Vous avez une _______ maison . [grand] Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Slide 16 - Question ouverte
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm. Vous avez une _____________ maison . [beau]
timer
0:20
Slide 17 - Question ouverte
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm. J'ai un oncle _____________ [sportif] Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Slide 18 - Question ouverte
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.
Elles sont des filles ________. [sportif] Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Slide 19 - Question ouverte
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.
C'est une matière _____________ ? [facile] Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Slide 20 - Question ouverte
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm. Vous avez une _______ [grand] maison .
Slide 21 - Question ouverte
Welke 6 Franse bijvoeglijke naamwoorden komen VOOR het zelfstandig naamwoord??
Slide 22 - Question ouverte
Exercice 16E
Maak bij elke afbeelding twee zinnen met een bijvoeglijk naamwoord
Klaar: Maak Ex 16F, 16G, 16H, 16i blz 126 in je boek