24 janvier

Lundi le 24 javier 2022 
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Lundi le 24 javier 2022 

Slide 1 - Diapositive

Plan de cours : 

1. Révision 
2. Corection des exercices 
3. L'imparfait 
4. Exercices
5. Le futur simple 
6. Exercices 

Les devoirs 

Slide 2 - Diapositive

Révision : le passé composé et L'imparfait 

Slide 3 - Diapositive

le passé composé bestaat uit 2 delen: 
het hulpwerkwoord (avoir of être) + het voltooid deelwoord 

  • J’ai mangé une grenouille. (Ik heb een kikker gegeten.)
  • Je suis sorti depuis une heure. (Ik ben een uur geleden vertrokken.)

Slide 4 - Diapositive

In het algemeen blijft de spelling van het voltooid deelwoord ongewijzigd voor werkwoorden met het hulpwerkwoord avoir.
  • Il a mangé / elle a mangé / nous avons mangé / ils ont mangé
  • Il a fait / elle a fait / nous avons fait / vous avez fait / elles ont fait

Bij werkwoorden met être stemt het voltooid deelwoord overeen met het onderwerp: vrouwelijk ‘+ e’, meervoud ‘+ s’, vrouwelijk meervoud ‘+ es’.
  • Il est parti / Elle est partie / Ils sont partis / Elles sont parties
  • Il est tombé / elle est tombée / nous sommes tombés / elles sont tombées

Slide 5 - Diapositive

Wanneer gebruik je nu het hulpwerkwoord 'avoir' en het hulpwerkwoord 'être'?
Meestal komt dit overeen met het Nederlands. Vaak worden de werkwoorden die een beweging uitdrukken met être vervoegd. Bijvoorbeeld: arriver, entrer, rentrer, partir ...

Bovendien worden alle wederkerende werkwoorden (met se) met être vervoegd in de passé composé. Zie bij wederkerend werkwoord.
 
De 'être' regel:
Het voltooid deelwoord past zich aan bij het onderwerp waar het bij hoort.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Futur simple in het Frans

De onvoltooid toekomende tijd in het Frans wordt de futur simple genoemd. 

Het beschrijft een gebeurtenis dat plaatsheeft in de toekomst. In het Nederlands wordt voor deze tijd het werkwoord 'zullen' gebruikt, maar in het Frans maakt men gebruik van een speciale uitgang na het werkwoord om duidelijk te maken dat het gaat om de futur simple.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Voorbeelden:

  • Tu mangeras tout? - Zal je alles opeten? manger+as

  • L'année prochaine, nous irons en vacances. - Volgend jaar zullen we op vakantie gaan. (aller = onregelmatig werkwoord)

  • Ils achèteront une nouvelle voiture. - Ze zullen een nieuwe auto kopen.(acheter+ont)

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Les devoirs : 

- Doe de oefeningen die op magister gepost worden

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive